Waterschapswet

Abbreviated LabelWschw
CourtInfrastructuur en Milieu
Subject MatterStaats- en bestuursrecht | Staatsrecht

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Wet van 6 juni 1991, houdende regels met betrekking tot de waterschappen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 133 van de Grondwet regels moeten worden gesteld volgens welke de opheffing en instelling geschiedt van waterschappen en volgens welke de taken en inrichting van waterschappen en de samenstelling van hun besturen worden geregeld;

dat voorts ingevolge diezelfde grondwetsbepaling de verordenende en andere bevoegdheden van de besturen van waterschappen, de openbaarheid van hun vergaderingen, alsmede het toezicht op deze besturen moet worden geregeld;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel I. De waterschappen
Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen
Artikel 1
  • 1 Waterschappen zijn openbare lichamen welke de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel hebben.

  • 2 De taken die tot dat doel aan waterschappen zijn of worden opgedragen betreffen de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op de voet van artikel 3.4 van de Waterwet. Daarnaast kan de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden zijn of worden opgedragen.

  • 3 De zorg voor het watersysteem, bedoeld in het tweede lid, omvat mede het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten, bedoeld in artikel 3.2A van de Waterwet.

Artikel 2
  • 1 De bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verdere reglementering van waterschappen behoort aan provinciale staten, behoudens het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9. De uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.

  • 2 Voor de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geldt dat taken, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste volzin, aan waterschappen worden opgedragen, tenzij dit niet verenigbaar is met het belang van een goede organisatie van de waterstaatkundige verzorging.

Hoofdstuk II. Bepalingen voor het opheffen, het instellen en het reglementeren van waterschappen
Artikel 3
  • 1 Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten gronden aanwezig zijn om het opheffen of instellen van een waterschap, de vaststelling van een reglement voor een waterschap of een wijziging van een dergelijk reglement te overwegen, treden zij voor de bepaling van hun standpunt in overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap of de waterschappen die het betreft, alvorens zij toepassing geven aan artikel 4, eerste lid.

  • 2 Gedeputeerde staten handelen dienovereenkomstig indien zij hun standpunt moeten bepalen ten aanzien van ofwel een soortgelijk voorstel van het algemeen bestuur van een waterschap ofwel een voornemen van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu ingevolge artikel 8, tweede lid.

Artikel 4
  • 1 Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten stellen het ontwerp van het besluit op na overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap of de waterschappen die het betreft.

  • 2 Gedeputeerde staten voegen bij hun voorstel aan provinciale staten tot vaststelling van het besluit zowel het ontwerp-besluit als de naar voren gebrachte zienswijzen, of een samenvatting daarvan, vergezeld van hun standpunt inzake die zienswijzen.

  • 3 Gedeputeerde staten zenden het door provinciale staten vastgestelde besluit, met de in het tweede lid bedoelde stukken, binnen vier weken aan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 5

Een besluit van provinciale staten tot het opheffen of instellen van een waterschap dan wel tot vaststelling of wijziging van de taak of het gebied van een waterschap behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 5a
  • 1 Bij of krachtens reglement worden in verband met de vaststelling of wijziging van de taak van een waterschap de waterstaatswerken aangewezen die op een daarbij bepaalde datum in beheer overgaan van de provincie, van een gemeente of van een onder toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam naar het waterschap.

  • 2 De oude en de nieuwe beheerder gaan, tenzij anders overeengekomen, binnen twee jaar na de in het eerste lid bedoelde datum over tot onvoorwaardelijke levering onderscheidenlijk aanvaarding van de desbetreffende onroerende goederen, voorzover deze daarvan niet bij of krachtens reglement zijn uitgezonderd.

  • 3 De oude en de nieuwe beheerder stellen, tenzij anders overeengekomen, binnen zes maanden na de in het eerste lid bedoelde datum gezamenlijk vast, of in verband met de overgang van rechten en verplichtingen een verrekening nodig is en tot welk bedrag. Bij gebreke van overeenstemming binnen die termijn beslissen, de oude en de nieuwe beheerder gehoord, gedeputeerde staten, dan wel – indien de provincie de oude beheerder is – Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 5b
  • 1 Indien provinciale staten besluiten een waterschap op te heffen en het gebied daarvan te doen overgaan naar een bestaand of gelijktijdig ingesteld waterschap, gaan de rechten en verplichtingen van het op te heffen waterschap op de datum van opheffing over naar het waterschap waarnaar zijn gebied overgaat, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.

  • 2 Wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij een opgeheven waterschap als bedoeld in het eerste lid betrokken is, worden met ingang van de datum van opheffing voortgezet door en tegen het waterschap waarnaar zijn gebied is overgegaan. Ten aanzien van de rechtsgedingen is de elfde afdeling van de tweede titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien ingevolge het eerste lid onroerende zaken overgaan, doen gedeputeerde staten de overgang onverwijld inschrijven in de openbare registers als bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien provinciale staten besluiten een gedeelte van het gebied van een waterschap te doen overgaan naar dat van een ander waterschap.

Artikel 6

Het opheffen of instellen van een waterschap dan wel het vaststellen van een reglement van een waterschap, waarvan het gebied in twee of meer provincies is gelegen, geschiedt bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de desbetreffende provincies. Hetzelfde geldt voor het wijzigen van dat reglement, tenzij deze colleges bij reglement het vaststellen van wijzigingen die naar hun oordeel van beperkte strekking zijn opdragen aan één van hen. De artikelen 3 en 4, eerste tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Aan deze artikelen wordt toepassing gegeven door een commissie uit het midden van de desbetreffende colleges, tenzij deze colleges besluiten deze toepassing aan één van hen op te dragen.

Artikel 7
  • 1 Indien de besturen van twee of meer provincies niet of niet binnen redelijke termijn tot overeenstemming komen over de opheffing of instelling van een waterschap voor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT