Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen

Wet van 14 januari 2021 tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de introductie van de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 aan te passen om in de tweede en derde pijler meer keuzevrijheid te bieden door het introduceren van de mogelijkheid om een deel van de aanspraken op ouderdomspensioen op de ingangsdatum hiervan te laten afkopen of om een deel van de aanspraken op periodieke uitkeringen voortvloeiend uit een lijfrenteverzekering, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht op de ingangsdatum hiervan te laten afkopen, de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding tijdelijk te versoepelen en de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof uit te breiden; Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE PENSIOENWET

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 35, tweede lid, onderdeel b, wordt «bedoeld in artikel 60 en 61» vervangen door «bedoeld in de artikelen 60 en 61» en wordt «bedoeld in artikel 66» vervangen door «bedoeld in de artikelen 66 en 69a». BIn artikel 65, eerste lid, wordt «de artikelen 66 tot en met 69» vervangen door «de artikelen 66 tot en met 69a». CNa artikel 69 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 69

a. Afkoop deel aanspraken op ouderdomspensioen.

  1. Een pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer over te gaan tot afkoop van een deel van de waarde van diens aanspraken op ouderdomspensioen, indien: a. het maximaal 10% van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen betreft; b. de afkoop geschiedt op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen; c. ingeval de pensioenovereenkomst de mogelijkheid biedt om de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren als bedoeld in artikel 63, de deelnemer of gewezen deelnemer geen gebruik maakt van deze mogelijkheid; d. na de afkoop de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis gelijk is aan of meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 66, eerste lid, onderdeel a; en e. ingeval door de afkoop de hoogte van het partnerpensioen wordt verlaagd, de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer die begunstigde is voor het partnerpensioen toestemming heeft gegeven voor de afkoop. 2. In afwijking van het eerste lid is een pensioenuitvoerder verplicht om na een verzoek van een deelnemer of gewezen deelnemer over te gaan tot afkoop van een deel van de waarde van diens recht op ouderdomspensioen in de maand februari volgend op het jaar waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt, met dien verstande dat afkoop op dat moment alleen mogelijk is als dat moment ligt na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Het eerste lid, onderdelen a, c, d en e, zijn van overeenkomstige toepassing. Indien afkoop geschiedt in de maand februari, bedoeld in dit artikellid, wordt het ouderdomspensioen tot het moment van de afkoop vastgesteld alsof geen gebruik wordt gemaakt van het recht op afkoop. 3. Het verzoek om gebruik te maken van het recht op afkoop, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. 4. De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. 5. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig. 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel. DIn artikel 176, eerste lid, wordt «69, derde, vierde en zevende lid, 70a» vervangen door «69, derde, vierde en zevende lid, 69a, 70a».

ARTIKEL II WIJZIGING...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT