Wet bronbelasting 2021

Wet van 18 december 2019 tot invoering van een bronbelasting op renten en royalty’s (Wet bronbelasting 2021)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties te introduceren en enkele antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting te wijzigen om de aanpak van belastingontwijking voortvarend voort te zetten; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1

Bronbelasting.

Onder de naam bronbelasting wordt een belasting geheven van het lichaam, bedoeld in artikel 2.1.

Artikel 1.2

Definities.

  1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. voordeelgerechtigde:

een lichaam dat gerechtigd is tot voordelen als bedoeld in artikel 3.1;b. inhoudingsplichtige: 1°. naamloze vennootschappen; 2°. besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid; 3°. open commanditaire vennootschappen; 4°. andere, al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende, vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld; 5°. coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag; 6°. onderlinge waarborgmaatschappijen; 7°. verenigingen; 8°. stichtingen; 9°. andere rechtspersonen; 10°. fondsen voor gemene rekening als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969; 11°. doelvermogens; 12°. met de lichamen, genoemd onder 1° tot en met 11°, vergelijkbare buitenlandse lichamen; c. aan de voordeelgerechtigde gelieerde inhoudingsplichtige:

een inhoudingsplichtige:1°. waarin de voordeelgerechtigde onmiddellijk of middellijk een kwalificerend belang heeft; 2°. die onmiddellijk of middellijk een kwalificerend belang heeft in de voordeelgerechtigde; 3°. waarin een derde onmiddellijk of middellijk een kwalificerend belang heeft, terwijl die derde tevens onmiddellijk of middellijk een kwalificerend belang heeft in de voordeelgerechtigde; 4°. waarin de voordeelgerechtigde onmiddellijk of middellijk een belang heeft en waarin hij samen met een of meer andere lichamen die met hem een samenwerkende groep als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vormen onmiddellijk of middellijk een kwalificerend belang heeft; 5°. die onmiddellijk of middellijk een belang heeft in de voordeelgerechtigde en die samen met een of meer andere lichamen die met die inhoudingsplichtige een samenwerkende groep als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vormen onmiddellijk of middellijk een kwalificerend belang heeft in de voordeelgerechtigde; of 6°. waarin lichamen die deel uitmaken van een samenwerkende groep als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 gezamenlijk onmiddellijk of middellijk een kwalificerend belang hebben en die lichamen tevens gezamenlijk onmiddellijk of middellijk een kwalificerend belang hebben in de voordeelgerechtigde; d. kwalificerend belang:

een belang waarmee een zodanige invloed op de besluiten van een lichaam kan worden uitgeoefend dat de activiteiten van het lichaam kunnen worden bepaald; e. laagbelastende jurisdictie:

een bij ministeriële regeling aangewezen staat die:1°. op 1 oktober van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdvak, bedoeld in artikel 5.1, derde lid, lichamen niet of naar een tarief van minder dan 9% onderwerpt aan een belasting naar de winst; of 2°. is opgenomen in een in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdvak, bedoeld in artikel 5.1, derde lid, geldende EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden; f. vaste inrichting:

een vaste inrichting als bedoeld in artikel 3, vierde tot en met twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, wordt een staat die voor het eerst bij ministeriële regeling wordt aangewezen als staat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, en in relatie waarmee op het moment van die eerste aanwijzing reeds een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van kracht is voor de toepassing van deze wet niet eerder als laagbelastende jurisdictie aangemerkt dan nadat sinds dat moment drie kalenderjaren zijn verstreken.

Artikel 1.3

Fictieve vestigingsplaats.

  1. Indien de oprichting van een inhoudingsplichtige heeft plaatsgevonden naar Nederlands recht, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen die inhoudingsplichtige geacht in Nederland te zijn gevestigd. Een Europese naamloze vennootschap die bij haar oprichting werd beheerst door Nederlands recht, wordt voor de toepassing van de eerste zin geacht te zijn opgericht naar Nederlands recht. 2. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden op de BES eilanden gevestigde inhoudingsplichtigen die door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES geacht worden niet op de BES eilanden te zijn gevestigd, geacht in Nederland te zijn gevestigd.

HOOFDSTUK 2 BELASTINGPLICHT

Artikel 2.1

Belastingplichtigen.

  1. Belastingplichtig voor de belasting is een lichaam dat gerechtigd is tot voordelen als bedoeld in artikel 3.1 en dat: a. naar de omstandigheden beoordeeld in een laagbelastende jurisdictie is gevestigd of volgens de fiscale of andere regelgeving van die jurisdictie aldaar is gevestigd; b. niet in een laagbelastende jurisdictie is gevestigd, waarbij die voordelen worden toegerekend aan een vaste inrichting in een laagbelastende jurisdictie; c. volgens de fiscale regelgeving van een staat, niet zijnde Nederland of een laagbelastende jurisdictie, in die staat is gevestigd en gerechtigd is tot die voordelen met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie of reeks van constructies of samenstel van transacties waarbij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT