Wet financiering sociale verzekeringen
Abbreviated Label | Wfsv |
Court | Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Geldend van 01-04-2020 t/m heden
Wet van 16 december 2004, houdende regels betreffende de financiering van de sociale verzekeringen (Wet financiering sociale verzekeringen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter vermindering van administratieve en uitvoeringslasten en vereenvoudiging van regelgeving de heffing en invordering van de premies voor de werknemersverzekeringen te laten plaatsvinden door de rijksbelastingdienst tezamen met en op zoveel mogelijk gelijke wijze als die van de loonbelasting en de regeling daarvan en van hetgeen overigens de financiering van de werknemersverzekeringen betreft tezamen met de regeling van de financiering van de volksverzekeringen – onder intrekking van onder andere de Wet financiering volksverzekeringen – onder te brengen in één wet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
c. SVB: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
d. Zorginstituut: het Zorginstituut Nederland, genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;
e. zorgautoriteit: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening gezondheidszorg;
f. Ouderdomsfonds: het Ouderdomsfonds, genoemd in artikel 82, eerste lid;
g. Nabestaandenfonds: het Nabestaandenfonds, genoemd in artikel 82, tweede lid;
h. [Red: vervallen;]
i. Fonds langdurige zorg: het Fonds langdurige zorg, genoemd in artikel 89;
j. Algemeen Werkloosheidsfonds: het Algemeen Werkloosheidsfonds, genoemd in artikel 93;
k. [Red: vervallen;]
l. Uitvoeringsfonds voor de overheid: het Uitvoeringsfonds voor de overheid, genoemd in artikel 106;
m. Arbeidsongeschiktheidsfonds: het Arbeidsongeschiktheidsfonds, genoemd in artikel 112;
n. [Red: vervallen;]
o. werknemer: de werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
p. overheidswerknemer: de werknemer bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Werkloosheidswet;
q. werkgever: de werkgever in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
r. overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet;
s. burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
sa. [Red: vervallen;]
t. inspecteur of ontvanger: de functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij regeling van Onze Minister van Financiën is aangewezen;
u. loontijdvak: het loontijdvak, bedoeld in artikel 25, eerste en vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;
v. [Red: vervallen;]
w. Werkhervattingskas: de Werkhervattingskas, genoemd in artikel 113a;
x. WGA-uitkering: de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in artikel 54 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
y. WGA-staartlastuitkering: de WGA-uitkering aan een verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot een eigenrisicodrager in dienstbetrekking stond dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is, waarbij die dag is gelegen vóór de dag van ingang van het eigenrisicodragen, met uitzondering van de uitkeringen, bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel h;
z. staartlastenvermogen: het staartlastenvermogen, genoemd in artikel 113a.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. volksverzekeringen: de verplichte verzekeringen op grond van de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Wet langdurige zorg;
b. vrijwillige volksverzekeringen: de vrijwillige verzekeringen op grond van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet;
c. werknemersverzekeringen: de verplichte verzekeringen op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
d. vrijwillige werknemersverzekeringen: de vrijwillige verzekeringen op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
De financiële middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van de fondsen voor de volksverzekeringen worden verkregen door het heffen van premie en door bijdragen van het Rijk.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en afdeling 2 van hoofdstuk 7 wordt verstaan onder:
a. algemene ouderdomsverzekering: de verzekering, bedoeld in hoofdstuk II van de Algemene Ouderdomswet;
b. nabestaandenverzekering: de verzekering, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Algemene nabestaandenwet;
c. verzekering langdurige zorg: de verzekering, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet langdurige zorg.
[Vervallen per 01-01-2015]
1 Premieplichtig voor de volksverzekeringen is de verzekerde in de zin van de volksverzekeringen.
2 Ingeval artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 toepassing vindt, wordt de in dat artikel bedoelde werknemer geacht premieplichtig te zijn. Ten aanzien van deze werknemer worden de in artikel 10, eerste lid, bedoelde percentages toegepast op het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
De maatstaf voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen is het premie-inkomen van de premieplichtige.
1 Voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen bij wege van aanslag wordt onder premie-inkomen verstaan het belastbare inkomen uit werk en woning, bepaald volgens de regels van hoofdstuk 3 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De toerekening van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen van de premieplichtige en zijn partner geschiedt overeenkomstig artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001. In het geval de premieplichtige en zijn partner beiden belastingplichtig zijn, geldt de gemaakte keuze, bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, van die wet, zowel voor de heffing van de inkomstenbelasting als voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen.
2 Voor de heffing van de premie voor de volksverzekeringen bij wijze van inhouding wordt onder premie-inkomen verstaan het belastbare loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 met uitzondering van de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen d tot en met g, van die wet.
3 Het premie-inkomen wordt tot geen...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT