Wet griffierechten burgerlijke zaken

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterProcesrecht | Burgerlijk procesrecht
CourtVeiligheid en Justitie

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet tarieven in burgerlijke zaken te vervangen door een nieuwe regeling en dat in verband hiermee ook enkele andere wetten dienen te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed gevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1

[Red: Dit artikel is gewijzigd in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI.]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  • b. Hoge Raad: de Hoge Raad der Nederlanden;

  • c. zaken waarbij een vordering wordt ingesteld: zaken als bedoeld in artikel 78 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • d. zaken waarbij een verzoek wordt ingediend: zaken als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

[Red: Voor overige gevallen luidt het artikel als volgt:]

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  • b. Hoge Raad: de Hoge Raad der Nederlanden;

  • c. zaken die bij dagvaarding worden ingeleid: zaken als bedoeld in artikel 78 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • d. zaken waarbij een verzoek wordt ingediend: zaken als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 2

De bedragen die genoemd zijn in deze wet en in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, kunnen jaarlijks met ingang van 1 januari bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd, voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 2. De heffing van griffierechten bij de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad
§ 1. De griffierechten in zaken waarbij een vordering wordt ingesteld of een verzoek wordt ingediend
[Red: Dit opschrift is gewijzigd in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI. Voor overige gevallen luidt het als volgt:] § 1. De griffierechten in zaken die bij dagvaarding of met een verzoekschrift worden ingeleid
Artikel 3

[Red: Dit artikel is gewijzigd in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI.]

  • 1 In zaken waarbij een vordering wordt ingesteld, wordt van elke eiser en elke verschenen verweerder voor iedere instantie een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.

  • 2 In zaken waarbij een verzoek wordt ingediend, wordt voor de indiening van een verzoek of een verweerschrift een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.

  • 3 De eiser is het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van de procesinleiding, en in geval van een kort geding vanaf de indiening van de procesinleiding bij de aanvraag als bedoeld in artikel 254, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort. De verweerder is het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 4 De verzoeker en de belanghebbende zijn het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort.

  • 5 De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.

[Red: Voor overige gevallen luidt het artikel als volgt:]

Artikel 3

  • 1 In zaken die bij dagvaarding worden ingeleid, wordt op de eerste roldatum, dan wel in zaken als bedoeld in artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de eerste terechtzitting, van elke eiser en elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.

  • 2 Voor de indiening van een verzoekschrift of een verweerschrift wordt een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.

  • 3 De eiser is het griffierecht verschuldigd vanaf de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting of bij gebreke daarvan vanaf de eerste roldatum en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort. De gedaagde is het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 4 De verzoeker en de belanghebbende zijn het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort.

  • 5 De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.

Artikel 4

[Red: Dit artikel is gewijzigd in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI.]

  • 1 Geen griffierecht wordt geheven van:

    • a. het openbaar ministerie indien het ambtshalve optreedt;

    • b. de verweerder in een zaak in behandeling bij de kantonrechter of de pachtkamer bij de rechtbank;

    • c. de oorspronkelijke eiser in geval van verzet als bedoeld in de achtste afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • d. de oorspronkelijke eiser en de oorspronkelijke verweerder in geval van verzet door derden als bedoeld in de negende titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • e. de partij in een zaak in vrijwaring als bedoeld in artikel 210 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die in de hoofdzaak reeds griffierecht verschuldigd is geworden, en

    • f. partijen en anderen die verschijnen in de prejudiciële procedure als bedoeld in artikel 393 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 2 Geen griffierecht wordt geheven voor:

    • a. het indienen van een verweerschrift bij de kantonrechter of de pachtkamer bij de rechtbank;

    • b. het instellen van een tegenvordering of tegenverzoek als bedoeld in artikel 30i, achtste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • c. het instellen van incidenteel beroep als bedoeld in de artikelen 339, derde lid, 361, vierde lid, en 410 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • d. het indienen van een zelfstandig verzoek als bedoeld in artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • e. het doen van rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 771 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • f. de indiening van een verzoekschrift, indien dit verzoekschrift in de loop van een aanhangig geding wordt ingediend en op dit geding betrekking heeft;

    • g. de indiening van een verzoekschrift strekkende tot begroting van de nakosten als bedoeld in artikel 237, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • h. het voeren van verweer tegen handelingen als bedoeld onder b tot en met g;

    • i. het doen van een eigen aangifte tot faillietverklaring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Faillissementswet, alsmede voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de afwijzing van deze aangifte;

    • j. de indiening van een verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen als bedoeld in artikel 284, eerste lid, van de Faillissementswet, alsmede voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de afwijzing van dit verzoek, en

    • k. de indiening van een verzoek tot rangschikking.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent bepaalde categorieën van zaken waarbij een vordering wordt ingesteld of een verzoek wordt ingediend, waarin geen griffierecht wordt geheven.

[Red: Voor overige gevallen luidt het artikel als volgt:]

Artikel 4

  • 1 Geen griffierecht...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT