Wet op de economische delicten

Abbreviated LabelWED
CourtVeiligheid en Justitie

Geldend van 19-03-2020 t/m heden

Wet van 22 juni 1950, houdende vaststelling van regelen voor de opsporing, de vervolging en de berechting van economische delicten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, het Besluit berechting economische delicten te vervangen door een wet, die de doeltreffendheid bevordert van de opsporing, vervolging en berechting van handelingen, welke schadelijk zijn voor het economische leven, en die in het bijzonder daarin meer eenheid brengt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel I. Van de economische delicten
Artikel 1

Economische delicten zijn:

  • 1°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:

    de Aanpassingswet Algemene douanewet, artikel XLIX, eerste lid;

    de Algemene douanewet, de artikelen 1:4, eerste en tweede lid, en 3:1, voorzover betrekking hebbend op goederen die ingevolge regelingen van internationaal of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen;

    de Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 6, eerste lid, eerste volzin, 28, zesde lid, 28a, zesde lid, 32, en – voor zover aangewezen als strafbare feiten – de artikelen 6, eerste lid, tweede volzin, en 16, tiende lid;

    de Arbeidstijdenwet, de artikelen 8:3, 8:3a, zesde lid, en een niet naleven als bedoeld in artikel 11:3;

    de Distributiewet, de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 15, tweede, vierde en vijfde lid, 16 en 17;

    Drinkwaterwet, de artikelen: 4, eerste lid, 21, 22, 23, 25 tot en met 35, 38, 49 en 51;

    de Geneesmiddelenwet, de artikelen 18, eerste lid, 28, eerste lid, 34, 37, derde lid, 38, eerste lid, 39, eerste lid, 40, eerste en tweede lid, 61, eerste lid, 62, eerste en derde lid, 67 en 67a, eerste lid;

    de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 17 tot en met 21, 25, 26, 29, 30, 31b, 81b, 81c, 98, 100 en 101a;

    de Hamsterwet, de artikelen 3 en 4;

    de Landbouwwet, artikel 19;

    de Mijnbouwwet, de artikelen 6, 13, 22, vijfde lid, 23, 25, 29, eerste, derde en vierde lid, 31d, eerste lid, 31i, 33, 33a, 34, eerste en derde lid, 36, tweede en derde lid, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 45b, 45c, 45d, 45e, 45f, 45g, 45h, 45i, 45j, 45k, 45l, 45m, 45n, 45o, 45p, 45q, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 52e, eerste lid, 52f, eerste lid, 52g, vijfde lid, 52h91, tweede lid, 102, 120, 123, 130 en 151;

    de Noodwet financieel verkeer, de artikelen 3, 4, 5, 6, 11, 12, 17, 18, 26 en 28, tweede lid;

    de Noodwet voedselvoorziening, de artikelen 6, 7, 9, 10, 11, tweede lid, 12, 13, 22, 23, 24, eerste lid, 25 en 29;

    de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, de artikelen 8, tweede lid, en 12;

    de Prijzennoodwet, de artikelen 5, 6, tweede lid, en - voor zover aangeduid als strafbare feiten - 8 en 9;

    de Sanctiewet 1977, de artikelen 2, 7 en 9, voor zover betrekking hebbend op de onderwerpen, bedoeld in artikel 3;

    de Spoorwegwet, artikel 96, tweede lid;

    de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.13, eerste lid, 3.22, 10.1, 10.11, tweede lid, 10.15, eerste lid, 10.17, eerste lid, 11a.1, vijfde en zesde lid, en 18.9;

    de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens, de artikelen 2, eerste en derde lid, 3 en 4;

    de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, de artikelen 2 en 3, eerste lid;

    de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173), de artikelen 14 en 15;

    de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, artikel 22, zesde lid;

    de Wet arbeid vreemdelingen, artikel 17b, zesde lid;

    de Wet dieren, de artikelen 2.2, vijfde lid, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen a en e en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in onderdeel e, 2.7, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, 2.8, eerste lid, onderdeel b en c, 2.10, tweede tot en met vierde lid, 2.12, 2.17, 2.18, eerste en tweede lid, 2.19, eerste lid, 2.20, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, onder 1°, b, c, e en f, 2.21, eerste en derde lid, 2.22, eerste en derde lid, 2.25, eerste en derde lid, 3.1, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b, d, f, i, j, k, l, m en n, 3.2, 5.1, derde lid, tweede volzin, 5.4, eerste lid, 5.5, eerste lid, 5.6, eerste en vijfde lid, 5.11, eerste lid, 5.12, eerste lid, 5.15, eerste en vierde lid, 8.4, en artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a, en derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en c, voor zover deze overtredingen plaatsvinden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, artikel 5.10, eerste lid, voor zover deze overtredingen plaatsvinden in de uitoefening van een bedrijf, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid;

    de Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomstartikel 6;

    de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, artikel 5, eerste lid;

    de Wet lokaal spoor, artikel 49, tweede lid;

    de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, artikel 18i, zesde lid;

    de Wet precursoren voor explosieven, artikel 3, eerste en tweede lid;

    de Wet ruimtevaartactiviteiten, de artikelen 3, eerste en derde lid, 7, derde lid, en 10;

    de Wet strategische diensten, de artikelen 2, eerste, tweede en vierde lid, 3, eerste lid, 4, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7, eerste, tweede en derde lid, 8, 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, 15 en 22;

    de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, de artikelen 2, onder a, en 4, tweede lid.

  • 2°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:

    de Algemene douanewet, de artikelen 1:4, eerste en tweede lid, en 3:1, voorzover betrekking hebbend op goederen die niet ingevolge regelingen van internationaal of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen;

    de Bankwet 1998, artikel 9a, eerste tot en met derde lid;

    de Bodemproductiewet 1939, artikel 3;

    Drinkwaterwet, de artikelen 15 en 17, tweede lid;

    de Erfgoedwet, de artikelen 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.22 en 4.23;

    de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 3 tot en met 13, 77 tot en met 80, 96, 97, 99, 101, 102 tot en met 105, 107, 111 en 120;

    de Landbouwwet, de artikelen 17, 18, 20, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 47, en 51;

    de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.20, eerste tot en met derde lid, 10.8, 10.16, eerste lid, laatste volzin, 13.1, 13.2, 13.2a, 13.2b, 13.4, eerste lid, 13.5 en 13.8;

    de verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227), de artikelen 13, tweede lid, 17, eerste en tweede lid en 18, derde lid;

    de verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van de Europese Unie van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen (PbEG L 309), artikel 2, eerste en tweede alinea, en artikel 5, eerste alinea;

    de verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PbEG L 181), artikel 6, eerste lid;

    de verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor de circulatie (PbEU 2010, L 339), de artikelen 3 en 4;

    de Verordening (EU) nr. 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PbEU 2016, L 171), de artikelen 29, eerste lid en 34, eerste lid;

    de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173), de artikelen 17, 18, 19 en 20;

    de verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168): artikel 3, eerste en derde lid;

    de Wet dieren, de artikelen 2.2, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen f tot en met q en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in de onderdelen f tot en met q...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT