Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek
Court | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
Subject Matter | Onderwijsrecht |
Abbreviated Label | NWO-wet |
Geldend van 01-04-2020 t/m heden
Wet van 7 juli 1987, houdende herziene regeling van de Nederlandse organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de taak en de bestuursstructuur van de Nederlandse organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek te wijzigen;
dat het in verband daarmede noodzakelijk is de regeling van deze organisatie, vervat in de Wet op het Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek (Stb. 1950, K5), te herzien;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
b. organisatie: de organisatie, genoemd in artikel 2, eerste lid;
c. instellingsplan: instellingsplan, bedoeld in artikel 18.
1 Er is een organisatie, genaamd Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.
2 De organisatie bezit rechtspersoonlijkheid; zij is gevestigd te 's-Gravenhage.
Op de organisatie is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing met uitzondering van artikel 15 van die wet.
1 De organisatie heeft tot taak het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek alsmede het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek.
2 De organisatie voert haar taak uit in het bijzonder door het toewijzen van middelen.
3 De organisatie bevordert de overdracht van kennis van de resultaten van door haar geïnitieerd en gestimuleerd onderzoek ten behoeve van de maatschappij.
4 De organisatie richt zich bij het uitvoeren van haar taak in hoofdzaak op het universitaire onderzoek. Daarbij let zij op het aspect van coördinatie en bevordert deze waar nodig.
De organisatie heeft een raad van bestuur, een raad van toezicht en vier domeinbesturen.
1 De raad van bestuur bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vijf overige leden, waarvan één van die leden de portefeuille bedrijfsvoering en financiën heeft.
2 Het lidmaatschap van de raad van bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van toezicht. Een lid van het personeel kan niet tevens worden benoemd tot lid van de raad van bestuur.
3 De voorzitters van de vier domeinbesturen zijn lid van de raad van bestuur. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter van de raad van bestuur en het overige lid met de portefeuille bedrijfsvoering en financiën.
4 Benoeming van de voorzitter en het lid met de portefeuille bedrijfsvoering en financiën geschiedt op voordracht van de raad van toezicht en geschiedt voor ten hoogste vijf jaar. De leden kunnen ten hoogste eenmaal opnieuw benoemd worden.
5 Onze Minister stelt de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de universiteiten, genoemd in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gezamenlijk, in de gelegenheid van hun gevoelens te doen blijken over een voornemen tot benoeming van de voorzitter.
1 De raad van bestuur is belast met het besturen van de organisatie.
2 Alle bevoegdheden welke niet bij of krachtens de wet aan een ander orgaan van de organisatie zijn opgedragen, komen toe aan de raad van bestuur.
3 De raad van bestuur is, met inachtneming van het instellingsplan en de door Onze Minister goedgekeurde begroting, belast met het verstrekken van middelen ten behoeve van onderzoeksprojecten en onderzoeksprogramma’s.
4 De raad van bestuur kan voor de verstrekking van middelen regels stellen, waaronder de vaststelling van subsidieplafonds.
1 De voorzitter van de raad van bestuur vertegenwoordigt de organisatie in en buiten rechte.
2 De raad van bestuur wijst uit zijn midden een vice-voorzitter aan, die bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter deze vervangt.
1 Onverminderd artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen stelt de raad van bestuur een bestuursreglement voor de organisatie vast.
2 Het bestuursreglement regelt nader het bestuur en de inrichting van de organisatie.
1 De raad van bestuur voert het personeelsbeleid en personeelsbeheer, daaronder begrepen het aangaan en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met het personeel.
2 Voor zover bij algemene maatregel van bestuur niet anders is bepaald, is op het personeel van de organisatie het bij of krachtens artikel 4.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bepaalde van overeenkomstige toepassing.
1 De raad van toezicht bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vijf overige leden.
2 Het lidmaatschap van de raad van toezicht is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van bestuur. Een lid van het personeel kan niet tevens worden benoemd tot lid van de raad van toezicht.
3 Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de raad van toezicht.
4 Een van de overige leden wordt benoemd op voordracht van Onze Minister van Economische Zaken.
5 Voor een van de andere overige leden kan de ondernemingsraad van de organisatie personen aanbevelen.
6 Benoeming geschiedt voor ten hoogste vijf jaar en leden kunnen ten hoogste eenmaal opnieuw worden benoemd.
1 De raad van toezicht staat de raad van bestuur met raad ter zijde en geeft desgevraagd of uit eigen beweging advies over het beleid van de raad van bestuur. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad zich naar het belang van de organisatie en neemt daarbij de doelstelling van de organisatie, bedoeld in artikel 3, als uitgangspunt.
-
2 De raad van toezicht stelt een reglement vast betreffende zijn werkwijze waarin in ieder geval in het bijzonder aandacht is voor:
a. goed bestuur van de organisatie;
b. de voordrachten voor de leden van de raad van bestuur;
c. de wijze waarop hij zijn advies geeft over de begroting, de jaarrekening, het jaarverslag en het instellingsplan.
1 De organisatie kent vier onderzoeksdomeinen.
2 De raad van bestuur bepaalt het wetenschappelijk werkterrein van elk van de onderzoeksdomeinen.
3 Een onderzoeksdomein wordt geleid door een domeinbestuur.
1 Een domeinbestuur bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht leden, waarvan ten minste één niet afkomstig is uit een wetenschappelijke dienstbetrekking.
2 Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter van een domeinbestuur. Benoeming geschiedt op voordracht van de raad van toezicht.
3 De raad van bestuur benoemt, schorst en ontslaat de overige leden van een domeinbestuur. Benoeming geschiedt op voordracht van het desbetreffende domeinbestuur.
4 De benoeming van de voorzitter en de overige leden geschiedt voor ten hoogste drie jaar. De leden kunnen ten hoogste eenmaal opnieuw worden benoemd.
1 Een domeinbestuur heeft tot taak de raad van bestuur desgevraagd of uit eigen beweging te adviseren op het gebied van diens wetenschappelijk werkterrein.
2 De raad van bestuur kan aan een domeinbestuur mandaat verlenen om, met inachtneming van door de raad van bestuur te geven richtlijnen, het instellingsplan en de door Onze Minister goedgekeurde begroting, middelen te verstrekken ten behoeve van onderzoeksprojecten en onderzoeksprogramma’s.
3 De raad van bestuur kan in het bestuursreglement de taak van een domeinbestuur en de inrichting van een onderzoeksdomein nader bepalen.
[Vervallen per 01-02-2017]
[Vervallen per 01-02-2017]
1 Onze Minister stelt het wetenschapsbudget...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT