Wet ruimtevaartactiviteiten

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterVervoersrecht
CourtEconomische Zaken

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Wet van 24 januari 2007, houdende regels omtrent ruimtevaartactiviteiten en de instelling van een register van ruimtevoorwerpen (Wet ruimtevaartactiviteiten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is ten aanzien van ruimtevaartactiviteiten en de instelling en beheer van een register van ruimtevoorwerpen regels te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • b. ruimtevaartactiviteiten: het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen in de kosmische ruimte;

  • c. ruimtevoorwerp: ieder voorwerp gelanceerd of bestemd om te worden gelanceerd in de kosmische ruimte;

  • d. Nederlands schip: een schip als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet zeevarenden;

  • e. Nederlands luchtvaartuig: een in Nederland krachtens artikel 3.3 van de Wet luchtvaart geregistreerd luchtvaartuig;

  • f. Ruimteverdrag: het op 27 januari 1967 te Londen/Moskou/Washington tot stand gekomen Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen (Trb. 1967, 31);

  • g. Aansprakelijkheidsverdrag: de op 29 maart 1972 te Londen/Moskou/Washington tot stand gekomen Overeenkomst inzake de internationale aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door ruimtevoorwerpen (Trb. 1981, 37).

Artikel 2
  • 1 Deze wet is van toepassing op ruimtevaartactiviteiten die worden verricht in of vanuit Nederland dan wel op of vanaf een Nederlands schip of Nederlands luchtvaartuig.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan deze wet tevens geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard op:

    • a. daarbij aan te wijzen ruimtevaartactiviteiten die worden verricht door een Nederlandse natuurlijke of rechtspersoon op of vanaf het grondgebied van een staat die geen partij is bij het Ruimteverdrag dan wel op of vanaf een schip of luchtvaartuig dat valt onder de rechtsmacht van een staat die geen partij is bij het Ruimteverdrag;

    • b. het vanuit Nederland door een natuurlijke of rechtspersoon organiseren van activiteiten in de kosmische ruimte.

Hoofdstuk 1a. Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Artikel 2a

Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoofdstuk 2. Vergunningen
§ 1. Vergunning voor ruimtevaartactiviteiten
Artikel 3
  • 1 Het is verboden zonder daartoe verleende vergunning van Onze Minister ruimtevaartactiviteiten als bedoeld in artikel 2 te verrichten.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op ruimtevaartactiviteiten die worden verricht onder de verantwoordelijkheid van één of meer Onzer Ministers.

  • 3 Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden met het oog op:

    • a. veiligheid van personen en goederen;

    • b. bescherming van het milieu in de kosmische ruimte;

    • c. financiële zekerheid;

    • d. bescherming van de openbare orde;

    • e. veiligheid van de staat;

    • f. het kunnen voldoen aan de internationale verplichtingen van de staat.

  • 4 De vergunning wordt verleend onder voorwaarde van het hebben en instandhouden van de naar het oordeel van Onze Minister hoogst mogelijke dekking voor de aansprakelijkheid voortvloeiende uit de ruimtevaartactiviteiten waarvoor vergunning wordt gevraagd. Daarbij wordt rekening gehouden met hetgeen redelijkerwijs door verzekering kan worden gedekt.

  • 5 Aan de vergunning kan een termijn worden verbonden waarbinnen de ruimtevaartactiviteiten door de vergunninghouder worden aangevangen.

  • 6 De vergunning wordt verleend voor de duur van de ruimtevaartactiviteiten.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het bepaalde in het vierde lid.

§ 2. Aanvraag vergunning
Artikel 4
  • 1 De aanvraag om een vergunning wordt ingediend bij Onze Minister.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de aanvraag geschiedt en de gegevens en bescheiden die door de aanvrager worden verstrekt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen voorts eisen worden gesteld waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning. Deze eisen kunnen betrekking hebben op:

    • a. de kennis en ervaring van de aanvrager;

    • b. het verkregen hebben van toestemming voor het gebruik van frequentieruimte.

Artikel 5
  • 1 Onze Minister beslist op een aanvraag om een vergunning binnen zes maanden na de ontvangst daarvan.

Artikel 6
  • 1 Een vergunning wordt geweigerd indien:

    • a. de naleving van een verdrag of een bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie dit vordert;

    • b. feiten of omstandigheden er naar het oordeel van Onze Minister op duiden dat de veiligheid van personen en goederen, de bescherming van het milieu in de ruimte, de bescherming van de openbare orde of de veiligheid van de staat door het verlenen van de vergunning in gevaar kunnen worden gebracht;

    • c. verlening daarvan in strijd zou zijn met bij of krachtens deze wet gestelde regels.

  • 2 Een vergunning kan door Onze Minister worden geweigerd indien:

    • a. een eerder verleende vergunning is ingetrokken wegens overtreding van bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel van de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • b. de aanvrager niet heeft voldaan aan op hem rustende verplichtingen, voortvloeiend uit een eerder verleende vergunning;

    • c. de aanvraag of de aanvrager niet voldoet aan de daarvoor bij of krachtens deze wet gestelde regels;

    • d. gegronde vrees bestaat dat de aanvrager niet overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gestelde regels zal handelen;

    • e. de bescherming van de belangen, genoemd in artikel 3, derde lid, dit vordert.

Artikel 7
  • 1 De vergunning wordt ingetrokken indien:

    • a. de vergunninghouder hierom verzoekt;

    • b. de naleving van een verdrag of een bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie dit vordert;

    • c. de vrees gewettigd is dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zal opleveren voor de veiligheid van personen en goederen, de bescherming van het milieu in de ruimte, de bescherming van de openbare orde of de veiligheid van de staat.

  • 2 Een vergunning kan door Onze Minister worden ingetrokken indien:

    • a. niet overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel de aan de vergunning verbonden voorschriften is of wordt gehandeld;

    • b. de ruimtevaartactiviteiten niet binnen de gestelde termijn zijn aangevangen;

    • c. het doel van de ruimtevaartactiviteiten waarvoor vergunning is verleend, wezenlijk is veranderd;

    • d. dit wordt gerechtvaardigd door een wijziging in de technische of financiële mogelijkheden van de vergunninghouder;

    • e. de bij de aanvraag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT