Wet schadefonds geweldsmisdrijven
Abbreviated Label | Geen |
Court | Veiligheid en Justitie |
Subject Matter | Contracten, schade en aansprakelijkheid | Aansprakelijkheidsrecht |
Geldend van 01-01-2020 t/m heden
Wet van 26 juni 1975, houdende voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voorlopige regelen te geven voor de instelling van een fonds waaruit uitkeringen kunnen worden toegekend aan personen die ten gevolge van een geweldsmisdrijf zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen, alsmede aan bepaalde nabestaanden van die personen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
het fonds: het schadefonds geweldsmisdrijven, bedoeld in artikel 2;
Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;
de commissie: de commissie, bedoeld in artikel 8;
de benadeelde: het slachtoffer, onderscheidenlijk de nabestaande, door of namens wie een aanvraag voor een uitkering bij de commissie is ingediend.
Er is een Schadefonds Geweldsmisdrijven waaruit uitkeringen kunnen worden gedaan als bij of krachtens deze wet bepaald.
-
1 Uitkering kan worden gedaan
a. aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;
b. aan een ieder die ten gevolge van een aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig buiten Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;
c. aan nabestaanden en naasten van een onder a of b bedoeld persoon, indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft, als bedoeld in artikel 107, eerste lid, onder b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, of aan nabestaanden van een persoon die als gevolg van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 of van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht is overleden;
d. aan anderen dan de onder c bedoelde personen, die de kosten van lijkbezorging hebben voldaan van een onder a of b bedoeld persoon, indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden.
-
2 Voor de toepassing van het vorige lid gelden als nabestaanden en naasten:
a. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en de geregistreerde partner van het slachtoffer;
b. andere bloed- of aanverwanten van het slachtoffer, mits het slachtoffer reeds ten tijde van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust geheel of ten dele in hun levensonderhoud voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was;
c. degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met het slachtoffer in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud het slachtoffer geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust zou zijn voortgezet;
d. degene die met het slachtoffer in gezinsverband samenwoonde en in wiens levensonderhoud het slachtoffer bijdroeg door het doen van de gemeenschappelijke huishouding;
e. bloedverwanten van het slachtoffer in de eerste graad en in de tweede graad in de zijlijn.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf begrepen: de strafbare poging daartoe.
1 De uitkering wordt naar redelijkheid en billijkheid bepaald. Zij beloopt ten hoogste het bedrag van de door het letsel of overlijden veroorzaakte schade, daaronder begrepen immateriële schade van nabestaanden.
2 Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke bedragen ten hoogste kunnen worden uitgekeerd.
Een uitkering kan achterwege blijven of op een geringer bedrag worden bepaald, indien de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer of de nabestaande is toe te rekenen.
1 Bij het doen van een uitkering wordt rekening gehouden met de schadevergoeding die het slachtoffer langs burgerrechtelijke weg kan verhalen of heeft verhaald en met overige vergoedingen van schade die als gevolg van het misdrijf aan het slachtoffer zijn of kunnen worden verstrekt.
2 Een uitkering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat de schade waarop de uitkering betrekking heeft niet op andere wijze is of wordt vergoed. Bij de verstrekking van de uitkering kan de voorwaarde worden gesteld dat het slachtoffer een vordering ter zake van de schade op derden aan de Staat overdraagt.
3 Indien na uitkering de schade op andere wijze wordt of blijkt te zijn vergoed kan de door het slachtoffer verkregen vergoeding alsnog in mindering worden gebracht op het bedrag van de uitkering. De commissie kan het onverschuldigd betaalde terugvorderen.
4 De uitkering komt niet in mindering op het recht op schadevergoeding van het slachtoffer jegens derden. Het slachtoffer betaalt de uitkering terug aan...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT