Wet toekomst pensioenen

Wet van 3 juni 2023 tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om het pensioenstelsel te herzien, over te gaan tot standaardisering van het nabestaandenpensioen en de fiscale behandeling van pensioen te wijzigen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

PENSIOENWET.

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 1 wordt als volgt gewijzigd:1. In de definitie van afkoop wordt «55, zesde lid» vervangen door «55, vijfde lid». 2. In de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «een geldelijke, vastgestelde uitkering» vervangen door «een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is,». 3. In de definitie van collectief toedelingsmechanisme wordt «in variabele uitkeringen» vervangen door «in variabele uitkeringen van flexibele premieovereenkomsten». 4. De definitie van kapitaalovereenkomst vervalt. 5. De definitie van Onze Minister komt te luiden: – Onze Minister:

Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;.6. De definitie van partner komt te luiden: – partner: a. echtgenoot; b. geregistreerd partner; of c. partner in de zin van de pensioenovereenkomst zijnde de meerderjarige persoon die met de werknemer of de gewezen werknemer een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind;. 7. De definitie van partnerpensioen komt te luiden: – partnerpensioen:

een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de partner of gewezen partner wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer;. 8. In de definitie van pensioenreglement wordt «en deelnemer» vervangen door «en deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde». 9. In de definitie van premie vervalt «de verzekering van». 10. De definitie van toeslag komt te luiden: – toeslag:

een verhoging van:a. een pensioenrecht in de vorm van een vastgestelde uitkering; of b. een pensioenaanspraak in de vorm van een aanspraak op een vastgestelde uitkering, mits die verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst;. 11. De definitie van uitkeringsovereenkomst vervalt. 12. In de definitie van wezenpensioen wordt «een geldelijke, vastgestelde uitkering» vervangen door «een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is,». 13. In alfabetische volgorde worden de volgende definities ingevoegd: – beschermingsrendement:

de vermogensbijschrijving die ervoor zorgt dat de, uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren, toekomstige pensioenuitkeringen en lopende pensioenuitkeringen nominaal stabiel blijven, dat wordt gefinancierd vanuit het totaal behaalde rendement en looptijdafhankelijk wordt toebedeeld aan de vermogens op basis van marktwaardering, waarbij toedelingsregels worden gehanteerd; – flexibele premieovereenkomst:

premieovereenkomst waarbij de premie individueel wordt belegd en waarbij het kapitaal voortvloeiend uit de premie vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering; – overrendement:

het saldo van het totaal behaalde rendement op de beleggingen, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat en het toebedeelde beschermingsrendement op basis van de toedelingsregels; – premie-uitkeringsovereenkomst:

premieovereenkomst uitgevoerd door een verzekeraar of door een premiepensioeninstelling waarbij de premie individueel wordt belegd, waarbij de premie of het kapitaal voortvloeiend uit de premie in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan worden aangewend voor aankoop van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum en waarbij het resterend kapitaal vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering; – projectierendement:

het ingerekende toekomstig rendement voor de vaststelling van variabele uitkeringen;– risicodelingsreserve:

een collectieve vermogensreserve waarmee in een flexibele premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld; – risicohouding:

de vastgestelde mate waarin een groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden bereid is beleggingsrisico’s te lopen met oog op hun doelstellingen en de mate waarin deze groep beleggingsrisico’s kan dragen gegeven de kenmerken van deze groep; – solidaire premieovereenkomst:

premieovereenkomst waarbij de premie collectief wordt belegd, de resultaten in ieder geval naar leeftijdscohorten worden toebedeeld en waarbij het voor pensioenuitkering bestemd vermogen gedurende de uitkeringsfase wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering; – solidariteitsreserve:

een collectieve vermogensreserve waarmee in een solidaire premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld; – toedelingsregels:

de wijze waarop bij de solidaire premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectief gevoerde beleggingsbeleid, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat via beschermingsrendementen en overrendementen in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens of in de solidariteitsreserve worden verwerkt;. BArtikel 2 wordt als volgt gewijzigd:1. Het negende en tiende lid vervallen, onder vernummering van het elfde, twaalfde en dertiende lid tot het negende, tiende en elfde lid. 2. In het negende lid (nieuw) wordt «1, 2, 4» vervangen door «1, 2, 2a, 4». 3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 12. Onder pensioenovereenkomst wordt mede verstaan hetgeen tussen een werkgever en een gewezen werknemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is overeengekomen betreffende pensioen. CNa artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2

a. Nadere bepalingen gezamenlijke huishouding.

  1. Er is sprake van een gezamenlijke huishouding indien de betrokkenen een notarieel verleden samenlevingscontract hebben gesloten of sprake is van een samenlevingsverklaring en wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede of derde lid. 2. Bij een bepaald partnerpensioen is sprake van een gezamenlijke huishouding indien en zolang er een notarieel verleden samenlevingscontract is en dit samenlevingscontract gemeld is aan de pensioenuitvoerder of er een door beide betrokkenen ondertekende samenlevingsverklaring is, waarin zij verklaren woonachtig te zijn op hetzelfde adres en voor elkaar te zorgen en deze samenlevingsverklaring is gestuurd naar de pensioenuitvoerder. 3. Bij een onbepaald partnerpensioen is sprake van een gezamenlijke huishouding indien: a. er een notarieel verleden samenlevingscontract is; b. voor het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer er een door beide betrokkenen ondertekende samenlevingsverklaring is waarin zij verklaren woonachtig te zijn op hetzelfde adres en voor elkaar te zorgen; of c. na het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer er een door een betrokkene ondertekende samenlevingsverklaring is waarin hij verklaart partner van de overledene te zijn geweest en hij aannemelijk maakt ten tijde van het overlijden of, indien relevant, op enig moment voor het overlijden een gezamenlijke huishouding met de overledene te hebben gevoerd. 4. De betrokkene, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, maakt in ieder geval aannemelijk met de overleden werknemer of gewezen werknemer een gezamenlijke huishouding te hebben gevoerd indien sprake is geweest van inschrijving op hetzelfde adres gedurende zes maanden en een van de volgende omstandigheden: a. uit hun relatie is een kind geboren of heeft erkenning plaatsgevonden van een kind van de een door de ander; b. het gezamenlijk eigendom van een huis; c. een huurcontract op beider naam; of d. in de pensioenregeling van de betrokkene is de overleden werknemer of gewezen werknemer aangemerkt als partner van de betrokkene. 5. Indien van toepassing wordt de duur van de gezamenlijke huishouding bij een onbepaald partnerpensioen beoordeeld op grond van de omstandigheden, bedoeld in het derde en vierde lid. 6. Personen die partners waren omdat zij een gezamenlijke huishouding voerden blijven als partner aangemerkt wanneer zij niet langer ingeschreven zijn op hetzelfde adres als gevolg van opname in een zorginstelling, zolang geen van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de pensioenuitvoerder heeft laten weten niet langer als partners te willen worden aangemerkt. 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel. CaIn artikel 8, vijfde lid, onderdeel a, wordt «21 jaar» vervangen door «18 jaar».DArtikel 10 komt te luiden:

Artikel 10 Karakter pensioenovereenkomst
  1. De pensioenovereenkomst houdt een premieovereenkomst in. 2. Een premieovereenkomst voor pensioen op opbouwbasis houdt in: a. een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT