Wet van 12 februari 2020 tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

Wet van 12 februari 2020 tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor een goede invoering van de Omgevingswet wenselijk is de Omgevingswet aan te vullen en te wijzigen, enkele wetten in te trekken, andere wetten te wijzigen en waar nodig in overgangsrecht te voorzien; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij dezen:

HOOFDSTUK 1 AANVULLING EN WIJZIGING OMGEVINGSWET

Artikel 1.1

(OMGEVINGSWET).

De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 1.1 komt te luiden:

Artikel 1.1

(begripsbepalingen).

  1. De bijlage bij deze wet bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen. 2. Begripsbepalingen die zijn opgenomen in een bijlage bij een algemene maatregel van bestuur op grond van deze wet zijn ook van toepassing op een ministeriële regeling op grond van deze wet, tenzij in die regeling anders is bepaald. BArtikel 1.5 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a en b, en tweede lid, aanhef en onder a. 2. In het derde lid wordt «Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder e,» vervangen door: Een bij of krachtens deze wet gestelde regel over stortingsactiviteiten op zee. CNa artikel 1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.7

a (verbod activiteit met aanzienlijke nadelige gevolgen).

  1. Het is verboden een activiteit te verrichten of na te laten als door het verrichten of nalaten daarvan aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving ontstaan of dreigen te ontstaan. 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de toepassing van het eerste lid uitgewerkt of begrensd. De uitwerking of begrenzing strekt in ieder geval ter uitvoering van de richtlijn milieustrafrecht en heeft betrekking op: a. de omvang van de nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving, b. de gevallen waarin het eerste lid van toepassing is. DAan artikel 1.8 wordt, onder plaatsing van de aanduiding «1.» voor de tekst, een lid toegevoegd, luidende: 2. Artikel 1.7a is niet van toepassing voor zover bij wettelijk voorschrift of besluit specifieke regels zijn gesteld met het oog op de doelen van de wet. EArtikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:1. In het derde lid, onder k, wordt «de» vervangen door: een. 2. Het vierde lid komt te luiden: 4. Onverminderd het derde lid wordt bij het stellen van regels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid. FIn artikel 2.2, derde lid, wordt «uitvoering» vervangen door: uitoefening.GArtikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:1. In het opschrift wordt «uitsluiten van verplichte opname» vervangen door: verplicht opnemen en uitsluiten van decentrale regels. 2. Onder plaatsing van de aanduiding «2.» voor de tekst wordt een lid ingevoegd, luidende: 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden aangewezen waarin regels over de fysieke leefomgeving alleen in het omgevingsplan, de waterschapsverordening of de omgevingsverordening mogen worden opgenomen. 3. In het tweede lid (nieuw) wordt na «in het omgevingsplan, de waterschapsverordening of de omgevingsverordening» ingevoegd: mogen. HArtikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Bij de vaststelling van een omgevingswaarde wordt bepaald: a. of deze waarde een resultaatverplichting, inspanningsverplichting of andere, daarbij te omschrijven verplichting met zich brengt, b. de locaties waarop de omgevingswaarde van toepassing is. 2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. Bij de vaststelling van een omgevingswaarde kan een termijn worden gesteld waarbinnen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder a, moet zijn voldaan. IIn artikel 2.13, eerste lid, onder b, wordt «overstromingskans» vervangen door: kans op overstroming. JArtikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef wordt «en het milieu» vervangen door: , het beschermen van het milieu. b. Onderdeel d komt te luiden: d. de veiligheid van primaire waterkeringen,. 2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende: 2. Als uitgangspunt voor het vaststellen van de omgevingswaarden, bedoeld in het eerste lid, onder d, geldt ten minste een beschermingsniveau waarmee in 2050 de kans om te overlijden als gevolg van een overstroming achter de primaire waterkering niet groter is dan 1 op 100.000 per jaar. Een hoger beschermingsniveau wordt geboden op plaatsen waar sprake kan zijn van: a. grote groepen dodelijke slachtoffers, b. substantiële economische schade, of c. ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang. 3. In het derde lid (nieuw) wordt «de vaststelling van het waterkerend vermogen» vervangen door: het bepalen van de hydraulische belasting en de sterkte van de waterkering. 4. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid. KArtikel 2.18 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel c wordt «met het oog op» vervangen door: in verband met. b. Onderdeel d, onder 3°, komt te luiden: 3°. het beheer van de zwemwaterkwaliteit, in ieder geval door het nemen van beheersmaatregelen als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de zwemwaterrichtlijn, voor zover deze taak niet op grond van artikel 2.16, 2.17 of 2.19 berust bij een gemeente, een waterschap of het Rijk,. 2. Het tweede en derde lid komen te luiden: 2. Bij provinciale verordening wordt, met inachtneming van artikel 2, tweede lid, van de Waterschapswet, het beheer van regionale wateren toegedeeld aan waterschappen. Bij omgevingsverordening kan: a. het beheer van regionale wateren worden toegedeeld aan andere openbare lichamen, b. het beheer van vaarwegen worden toegedeeld aan waterschappen. 3. In afwijking van het eerste lid berust de taak, bedoeld in het eerste lid, onder e, aanhef en onder 2°, in gebieden die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 zijn aangewezen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, bedoeld in dat lid. LArtikel 2.19 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «Onze Minister of Onze Minister die het aangaat» vervangen door «Onze Minister die het aangaat» en «het tweede en derde lid» door: het tweede tot en met vierde lid. 2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef wordt «Onze Minister» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat. b. In onderdeel a vervalt «die op grond van artikel 2.20, tweede lid, onder a, zijn aangewezen». c. In onderdeel b wordt «Onze Minister» vervangen door: die Minister. 3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel a wordt «Onze Minister» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat. b. In onderdeel b wordt «de landsverdediging en nationale veiligheid» vervangen door: defensie en de nationale veiligheid. 4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. Bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties berust de taak van het houden van toezicht op de uitoefening van taken door een waterschap voor het digitaal stelsel, bedoeld in afdeling 20.5. MArtikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:1. In het opschrift wordt «aanwijzing van locaties» vervangen door: aanwijzing en begrenzing van rijkswateren. 2. Het eerste en tweede lid komen te luiden: 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden voor de toepassing van deze wet, met inachtneming van de grenzen van artikel 2.3, derde lid, de waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen of onderdelen daarvan aangewezen die behoren tot de rijkswateren. 2. Bij ministeriële regeling worden de oppervlaktewaterlichamen of onderdelen daarvan die behoren tot de rijkswateren geometrisch begrensd. 3. In het derde lid wordt «het tweede lid, onder a» vervangen door: het eerste lid. NArtikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:1. In het opschrift wordt «nadere grondslag aanwijzing en begrenzing van locaties» vervangen door: grondslag aanwijzing en begrenzing van andere locaties. 2. Het eerste en tweede lid komen te luiden: 1. Bij ministeriële regeling kunnen voor de toepassing van deze wet, met inachtneming van de grenzen van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT