Wet van 17 oktober 2018 tot wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld

Wet van 17 oktober 2018 tot wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is niet meer aardgas uit het Groningenveld te winnen dan noodzakelijk is om de leveringszekerheid te borgen en de winning zo snel mogelijk terug te brengen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gaswet wordt als volgt gewijzigd: A Na artikel 1, eerste lid, onderdeel bb, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: bc. gasjaar:

periode vanaf 1 oktober in enig jaar tot en met 30 september van het daaropvolgende kalenderjaar. B Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd: 1. De aanhef van het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden: ten behoeve van gebruikers van het door hem beheerde gastransportnet en gelet op het minimaliseren van de winning van gas uit het gebied, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel a, voor zover het gas uit het Groningenveld betreft: 2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel p, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: q. jaarlijks voor een bij ministeriële regeling te bepalen datum, na raadpleging van de representatieve organisaties van netgebruikers een raming aan Onze Minister aan te bieden van: 1°. de in een gasjaar benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas en de daarvoor benodigde capaciteit die uit het gebied, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel a, benodigd is om eindafnemers van de geraamde hoeveelheid laagcalorisch gas te voorzien, waarbij alle beschikbare middelen en methoden die deze hoeveelheid minimaliseren worden betrokken, en 2°. de vraagontwikkeling voor de komende tien jaar naar laagcalorisch gas. 3. Na het achtste lid worden zes leden toegevoegd, luidende: 9. De raming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel q, onder 1°, bevat tenminste een beschrijving van: a. de verwachte behoefte aan laagcalorisch gas op basis van mogelijke temperatuurscenario’s; b. de optimale inzet van andere middelen en methoden, waaronder: 1°. een minimaal percentage van de beschikbare conversiecapaciteit per gasjaar om gas met een hogere energie-inhoud om te zetten naar gas met een lagere energie-inhoud, 2°. het mengen van gas met een hogere energie-inhoud bij gas met een lagere energie-inhoud, 3°. gasopslaginstallaties en LNG-installaties, en 4°. de verwachte productie van gas uit hernieuwbare energiebronnen; c. de verwachte vraag naar gas van verschillende categorieën eindafnemers. 10. De raming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel q, onder 2°, bevat tenminste een beschrijving van: a. de verwachte vraag naar laagcalorisch gas waarbij een onderscheid in vraag tussen verschillende categorieën eindafnemers wordt aangegeven; b. de verwachte inzet van de middelen en methoden. 11. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet meldt een langdurige en substantiële afwijking van de inzet van de middelen en methoden of de vraag naar laagcalorisch gas ten opzichte van de raming aan Onze Minister. 12. Bij ministeriële regeling wordt de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel q, en het percentage, bedoeld in het negende lid, onderdeel b, vastgesteld en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de raming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel q. 13. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zendt binnen een maand na afloop van een gasjaar een rapportage aan Onze Minister over de wijze waarop de middelen en methoden, bedoeld in het negende lid, onderdeel b, zijn ingezet. 14. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet voert zijn wettelijke taken, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en q, zo uit dat dit optimaal bijdraagt aan het minimaliseren van de winning van gas uit het Groningenveld. C In artikel 60ad, eerste lid, onderdeel b, wordt «10a, eerste, tweede en derde lid,» vervangen door «10a, eerste, tweede, derde, elfde lid, en dertiende lid,». D Aan artikel 82, vierde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De Autoriteit Consument en Markt kan een beleidsregel vaststellen betreffende de beoordeling van de doelmatigheid van de kosten van de taak, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel c.

ARTIKEL II

De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd: aA Onder vernummering van het eerste en tweede lid van artikel 7a tot het tweede en derde lid, komen het eerste en tweede lid te luiden: 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt niet verleend voor zover de vergunning zou gelden voor activiteiten op de Waddeneilanden of in een gebied, of een gedeelte daarvan: a. dat op grond van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is aangewezen als Natura 2000-gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone, b. dat is gelegen binnen de Waddenzee als aangewezen krachtens de Wet ruimtelijke ordening, c. dat op grond van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT