Wet van 18 december 2019 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Wet van 18 december 2019 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten te wijzigen in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen wordt als volgt gewijzigd: AArtikel I, onderdelen A en E, vervalt.BArtikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:1. Artikel 36f, eerste lid, komt te luiden: 1. Voor de elektronische overdracht, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, wordt een bericht gezonden aan degene voor wie de gerechtelijke mededeling is bestemd. 2. Artikel 36i, eerste lid, onder d, vervalt, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d. CIn artikel I, onderdeel H, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid». DIn artikel I, onderdeel L, wordt «achtste lid» vervangen door «negende lid».EIn artikel I, onderdeel Z, wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid».FArtikel I, onderdeel AA, vervalt.GArtikel I, onderdeel EE, komt te luiden:EEAan artikel 491 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:3. Voor de veroordeelde die geen raadsman heeft, wijst het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een raadsman aan, indien de veroordeelde diens bijstand behoeft gelet op de aard van een krachtens de artikelen 6:6:3 of 6:6:37, in verband met artikel 6:6:4, derde lid, af te nemen verhoor. HIn artikel I, onderdeel MM, wordt «artikel 552ff» vervangen door «artikel 5.3.14».IIn artikel I, onderdeel NN, komt artikel 531, tweede lid, eerste volzin, te luiden: De kosten van het nakomen van een vordering tot het verstrekken van gegevens of tot het medewerking verlenen aan het ontsleutelen van gegevens krachtens de artikelen 125k, 126m, 126n, 126na, 126nc tot en met 126ni, 126t, 126u, 126ua, 126uc tot en met 126ui, 126zg, 126zh, 126zi en 126zja tot en met 126zp kunnen de betrokkene uit ’s Rijks kas worden vergoed. JIn artikel I, onderdeel OOa, wordt «artikel 5:4:6, vierde lid, laatste volzin» vervangen door «artikel 5.8.6, vierde lid». KArtikel I, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:1. Aan artikel 6:1:18, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde, bedoeld in artikel 38z, eerste lid, aanhef en onder b en c, van het Wetboek van Strafrecht, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen of indien dit ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen noodzakelijk is, kan de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, de proeftijd telkens met ten hoogste twee jaren verlengen. 2. In artikel 6:1:24 wordt «de derde afdeling van titel X van het vierde boek» vervangen door «Titel 3 van het Vijfde Boek». 3. In artikel 6:2:1 wordt «inrichting» telkens vervangen door «inrichting of instelling» en wordt in het eerste lid «artikel 1 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet forensische zorg». 4. Artikel 6:2:8 wordt als volgt gewijzigd: a. Het eerste lid komt te luiden: 1. Een veroordeelde tot gevangenisstraf die wegens een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap daarvoor in aanmerking komt, kan worden geplaatst in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden. In dat geval is artikel 6:2:16 van overeenkomstige toepassing. b. Het derde lid komt te luiden: 3. De plaatsing, bedoeld in het eerste lid, gebeurt overeenkomstig de Wet forensische zorg. 5. In de artikelen 6:2:9, tweede lid, en 6:2:12, eerste lid, onder a, wordt «de gebrekkige ontwikkeling of psychische stoornis van zijn geestvermogens» vervangen door «een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap». 6. In artikel 6:2:10, derde lid, onder c, wordt «artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000» vervangen door «artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000». 7. In de artikelen 6:2:11 en 6:3:14 wordt «de reclassering» telkens vervangen door «de reclasseringsinstelling». 8. In artikel 6:2:12, eerste lid, onder c, wordt «gebruik» vervangen door «gebruiker». 9. Artikel 6:2:15 vervalt. 10. Artikel 6:2:17 komt te luiden:

Artikel 6

2:17.

  1. Beëindiging door de rechter van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege vindt niet plaats dan nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de rechter bij de beslissing de maatregel van terbeschikkingstelling niet te verlengen met toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:5, aanhef en onderdeel a, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, dan wel een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten afgeeft. 3. Een terbeschikkingstelling vervalt bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij dezelfde persoon wederom ter beschikking wordt gesteld. 11. In artikel 6:2:18, zesde lid, komt de derde volzin te luiden: Indien de veroordeelde geen raadsman heeft, geeft de voorzitter aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand last tot aanwijzing van een raadsman. 12. In de artikelen 6:3:3, eerste lid, en 6:3:10, eerste lid, wordt «openbaar Ministerie» vervangen door «openbaar ministerie». 13. Aan artikel 6:3:13, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: c. de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel waarvan de rechter heeft gelast dat deze geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer wordt gelegd. 14. Artikel 6:3:14 wordt als volgt gewijzigd: a. Het eerste lid, onderdeel a, onder 6°, komt te luiden: 6°. de last tot terbeschikkingstelling; b. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «betreffen» ingevoegd «of diens vrijheid beperken». c. In het tweede lid wordt «een andere aangewezen reclasseringsinstelling» vervangen door «een andere aangewezen stichting, gecertificeerde instelling of reclasseringsinstelling». d. In het vierde lid wordt «de veroordeelde» vervangen door «de verdachte of de veroordeelde». 15. Artikel 6:4:2 wordt als volgt gewijzigd: a. Het vijfde lid komt te luiden: 5. Betalingen door de veroordeelde aan de staat gedaan ter zake van een maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, worden geacht in de eerste plaats te strekken tot voldoening van de hoofdsom, vervolgens tot de in rekening gebrachte administratiekosten en ten slotte tot de krachtens het eerste en tweede lid ingetreden verhogingen. b. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende: 6. Betalingen door de veroordeelde aan de staat gedaan ter zake van een andere geldelijke sanctie, worden geacht in de eerste plaats te strekken tot voldoening van de in rekening gebrachte administratiekosten, vervolgens tot de krachtens het eerste of tweede lid ingetreden verhogingen en ten slotte tot de geldelijke sanctie. c. In het zevende lid (nieuw) wordt «aan het slachtoffer dat geen rechtspersoon is» vervangen door «aan het slachtoffer of de personen genoemd in artikel 51f, tweede lid». 16. In artikel 6:4:5 wordt in het eerste lid «artikel 94a, derde en vierde lid» vervangen door «artikel 94a, vierde en vijfde lid» en wordt in het derde lid «de ambtenaar die het dwangbevel heeft uitgevaardigd» vervangen door «de officier van justitie». 17. In de artikelen 6:4:12, eerste lid, onder c, en 6:4:16, eerste lid, wordt «artikel 126la» vervangen door «artikel 138g». 18. In artikel 6:4:15, eerste lid, wordt «artikel 126la» vervangen door «artikel 138h». 19. Artikel 6:6:3, derde lid, komt te luiden: 3. Indien niet blijkt dat de veroordeelde een raadsman heeft, en het openbaar ministerie vordert dat de beslissing zal worden genomen, geeft het openbaar ministerie kennis van deze vordering aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand dat voor de veroordeelde een raadsman aanwijst. In geval van een beslissing die niet op vordering van het openbaar ministerie zal worden genomen, geeft de rechter, indien niet blijkt dat de veroordeelde een raadsman heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT