Wet van 27 januari 2021 tot wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek)

Wet van 27 januari 2021 tot wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Mijnbouwwet nadere regels te stellen over het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en de investeringsaftrek voor mijnbouwondernemingen op zee te wijzigen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 1 wordt als volgt gewijzigd:1. In onderdeel ab, wordt «Besluit risico’s zware ongevallen 1999» vervangen door «Besluit risico’s zware ongevallen 2015». 2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ah door een puntkomma worden onderdelen toegevoegd, luidende: ai. beheerder:

natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico een pijpleiding of kabel wordt aangelegd, gebruikt dan wel in stand gehouden; aj. buiten werking:

een situatie, waarin een mijnbouwwerk, kabel of pijpleiding, bestemd voor het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen of het opsporen van CO2-opslagcomplexen niet meer als zodanig in werking is; ak. buiten gebruik stellen van een boorgat:

het permanent afsluiten van een boorgat;al. kabel:

leiding voor het vervoer van elektriciteit of elektronische signalen die:1°. twee of meer mijnbouwwerken verbindt of 2°. tussen een mijnbouwwerk en een ander werk ligt en door Onze Minister is aangewezen. BArtikel 3 wordt als volgt gewijzigd:1. In het tweede lid, wordt na «vergunninghouder» ingevoegd «met dien verstande dat in het geval een overeenkomst als bedoeld in artikel 93, eerste lid, tot stand is gekomen, een deel van de delfstoffen in eigendom overgaat op de vennootschap, bedoeld in artikel 82, eerste lid, voor een percentage als bedoeld in artikel 94, tweede lid, onder a, dat krachtens overeenkomst voor de vennootschap geldt» en vervalt de tweede volzin. 2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van delfstoffen die met gebruikmaking van een opsporingsvergunning in de vorm van monsters of formatiebeproevingen aan de ondergrond worden onttrokken. CIn artikel 12, tweede lid, wordt «aansprakelijkheden ter zake van op basis van de vergunning te verrichten activiteiten» vervangen door «aansprakelijkheden voor schade door zware ongevallen met mijnbouwwerken». DArtikel 21 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: a. in onderdeel l vervalt «of»; b. de punt aan het slot van onderdeel m wordt vervangen door «, of»; c. een onderdeel wordt toegevoegd, luidende: n. indien een mijnbouwwerk voor de winning van delfstoffen kan worden hergebruikt voor de winning van aardwarmte en daarvoor een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c en d, is ingediend. 2. In het derde lid vervalt «voor een planmatig beheer van voorkomens van delfstoffen». 3. Het vierde lid komt te luiden: 4. De houder van een opsporingsvergunning kan met een schriftelijke verklaring aan Onze Minister afstand doen van de vergunning met dien verstande dat de vergunning niet eerder vervalt dan met ingang van de dag nadat: a. Onze Minister de verklaring heeft ontvangen en b. de houder van de vergunning een aan de vergunning verbonden voorschrift of een voor hem als zodanig geldende regel heeft nageleefd. EArtikel 35, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:1. in onderdeel b vervalt «het aanvangstijdstip en». 2. onderdeel d komt te luiden: d. een schatting van de verwachte hoeveelheid per jaar te winnen delfstoffen;. FDe artikelen 44 en 45 worden vervangen door de volgende artikelen:

Artikel 44
  1. De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 6 en 25 meldt binnen vier weken nadat een mijnbouwwerk buiten werking is, aan Onze Minister om welke reden het mijnbouwwerk buiten werking is en welke maatregelen zijn of worden genomen, tenzij het mijnbouwwerk tijdelijk buiten werking is in een geval dat krachtens artikel 49, vierde lid, is aangewezen. 2. De houder van een vergunning verwijdert een mijnbouwwerk dat buiten werking is, tenzij het mijnbouwwerk tijdelijk buiten werking is in een geval als bedoeld in het eerste lid. 3. De houder van een vergunning overlegt binnen een jaar nadat een mijnbouwwerk buiten werking is, aan Onze Minister een verwijderingsplan, tenzij het mijnbouwwerk tijdelijk buiten werking is in een geval als bedoeld in het eerste lid. 4. De verplichtingen, bedoeld in het tweede en derde lid, zijn mede van toepassing op het verwijderen van verontreinigde grond, verontreinigd grondwater, verontreinigingen op of in oppervlaktewater, afval, waaronder schroot, en andere materialen, die in het gebied of in de naaste omgeving van het mijnbouwwerk zijn terechtgekomen bij het aanleggen of exploiteren van het mijnbouwwerk. 5. Het eerste, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een gedeelte van een mijnbouwwerk, waaronder een boorgat, dat buiten werking is in de gevallen, die krachtens artikel 49, vierde lid, zijn aangewezen.

Artikel 44

a.

  1. Het verwijderingsplan behoeft de instemming van Onze Minister. De instemming kan onder beperkingen worden verleend en aan de instemming kunnen voorschriften worden verbonden. 2. Als een mijnbouwwerk volgens het verwijderingsplan geheel of gedeeltelijk wordt hergebruikt of slechts gedeeltelijk wordt verwijderd, neemt Onze Minister het besluit tot instemming niet, dan nadat een verklaring van geen bedenkingen is ontvangen van het bevoegde gezag dat bij of krachtens de Waterwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangewezen voor een activiteit waarvoor bij of krachtens de desbetreffende wet een besluit van dat bevoegd gezag vereist is. 3. Regels over de watervergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet, en regels over de verklaring, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn van overeenkomstige toepassing op een verklaring, bedoeld in het tweede lid. 4. Als Onze Minister aan het verwijderingsplan instemming onthoudt, kan Onze Minister een termijn stellen voor het verwijderen van het mijnbouwwerk. 5. Onze Minister kan op aanvraag het besluit tot instemming wijzigen. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT