Wet van 8 juli 2020 tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)

Wet van 8 juli 2020 tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de in de Wet natuurbescherming gestelde regels te integreren in het stelsel van de Omgevingswet; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 WIJZIGINGEN IN DE OMGEVINGSWET

Artikel 1.1

(Omgevingswet).

De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 1.3, onder a, wordt na «een goede omgevingskwaliteit,» ingevoegd «ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur,». AaAan artikel 1.5 wordt het volgende lid toegevoegd:4. Een bij of krachtens deze wet gestelde regel over het vangen, doden of verwerken van walvissen is ook van toepassing op in Nederland geregistreerde vaartuigen die zich buiten Nederland en de exclusieve economische zone bevinden. BAan artikel 2.18, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e, onder 3°, door een komma, het volgende onderdeel toegevoegd: f. op het gebied van natuur: 1°. het behoud of herstel van dier- en plantensoorten die van nature in Nederland in het wild voorkomen, van hun biotopen en habitats, en van in Nederland voorkomende typen natuurlijke habitats, in overeenstemming met de internationaalrechtelijke verplichtingen, 2°. het zorg dragen voor het nemen van maatregelen: – voor Natura 2000-gebieden, in overeenstemming met de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn, met uitzondering van Natura 2000-gebieden of gedeelten daarvan in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, en – voor bijzondere nationale natuurgebieden, die nodig zijn voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor de onderscheiden gebieden, in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, 3°. de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. CArtikel 2.19 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «tweede tot en met vierde lid» vervangen door «tweede tot en met vijfde lid». 2. Het volgende lid wordt toegevoegd: 5. De volgende taken op het gebied van natuur berusten bij Onze daarbij genoemde Minister: a. bij Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: 1°. het zorg dragen voor het nemen van maatregelen als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, onder 2°, tweede streep, voor bijzondere nationale natuurgebieden, behalve in de gevallen die zijn aangewezen bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in laatstgenoemd artikelonderdeel, 2°. het voor zover mogelijk opstellen van een kwantificering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de in Natura 2000-gebieden en bijzondere nationale natuurgebieden te beschermen habitats en soorten, 3°. het opstellen van rode lijsten die inzicht geven in met uitroeiing bedreigde of speciaal gevaar lopende dier- en plantensoorten die van nature in Nederland voorkomen, 4°. de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, met uitzondering van de gevallen die zijn aangewezen op grond van artikel 2.18, eerste lid, onder f, onder 3°, b. bij Onze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Minister: het zorg dragen voor het nemen van maatregelen als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, onder 2°, eerste streep, voor Natura 2000-gebieden of gedeelten daarvan: 1°. die een oppervlaktewaterlichaam zijn dat in beheer is bij het Rijk, 2°. die voor militaire doeleinden worden gebruikt, 3°. die in beheer zijn bij een van Onze andere Ministers dan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, of eigendom zijn van de Staat der Nederlanden, in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. DArtikel 2.25 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: a. Aan onderdeel a worden de volgende onderdelen toegevoegd: 9°. een besluit tot aanwijzing van natuurgebieden als bedoeld in artikel 2.21a, 10°. een besluit tot erkenning op grond van artikel 4.32, tweede lid, onder a, 11°. een plan als bedoeld in artikel 16.53c,. b. In onderdeel b wordt «artikel 2.38» vervangen door «artikel 2.43, eerste, tweede, derde en vierde lid, 2.38 of 2.44». 2. In het derde lid, onder c, onder 1°, wordt «of 5.34, derde lid, onder c, onder 1°» vervangen door «5.34, derde lid, onder c, onder 1°, 8.1, vierde lid, of 8.2, vierde lid». EAan artikel 2.28 wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel h door een komma het volgende onderdeel toegevoegd: i. het aanwijzen van locaties waarbinnen: 1°. de jacht niet mag worden uitgeoefend met gebruikmaking van een geweer, 2°. de in artikel 4.3 bedoelde regels over het vellen van houtopstanden niet van toepassing zijn. FNa artikel 2.31 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 2.31

a (verplichte instructieregels Rijk natuurgebieden, flora en fauna).

Regels op grond van artikel 2.24 worden met het oog op de bescherming, het herstel en de ontwikkeling van natuur en landschap in ieder geval gesteld over: a. het behoud of herstel van de staat van instandhouding van diersoorten, plantensoorten, biotopen en habitats ter voldoening aan internationaalrechtelijke verplichtingen, b. de aanwijzing, de instandhoudingsdoelstellingen en de bescherming van Natura 2000-gebieden, c. de aanwijzing, de instandhoudingsdoelstellingen en de bescherming van bijzondere nationale natuurgebieden, voor zover noodzakelijk ter uitvoering van de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn, d. de aanwijzing en bescherming van gebieden, behorende tot het natuurnetwerk Nederland, voor zover noodzakelijk ter voldoening aan internationaalrechtelijke verplichtingen, e. de aanwijzing van nationale parken, f. de vaststelling door bestuursorganen van plannen als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de habitatrichtlijn. GHet opschrift van afdeling 2.6 komt te luiden:

AFDELING 2.6 BIJZONDERE TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

HNa het opschrift van afdeling 2.6 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:

§ 2.6.1 Bijzondere beheertaken en -bevoegdheden water, waterstaatswerken en wegen.

IAan afdeling 2.6 wordt na artikel 2.42 een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 2.6.2 Bijzondere bevoegdheden natuur en landschap

Artikel 2.43

(aanwijzing natuurgebieden en landschappen).

  1. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wijst ter uitvoering van de vogelrichtlijn of de habitatrichtlijn Natura 2000-gebieden aan en stelt daarbij instandhoudingsdoelstellingen voor die gebieden vast. 2. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan ter uitvoering van de vogelrichtlijn of de habitatrichtlijn bijzondere nationale natuurgebieden aanwijzen en instandhoudingsdoelstellingen voor die gebieden vaststellen. 3. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan nationale parken aanwijzen. 4. Bij omgevingsverordening worden de gebieden aangewezen die behoren tot het natuurnetwerk Nederland. 5. Bij omgevingsverordening kunnen gebieden, met uitzondering van Natura 2000-gebieden of gebieden als bedoeld in het vierde lid, worden aangewezen als bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen.

Artikel 2.44

(toegangsbeperking natuurgebieden).

  1. Gedeputeerde staten kunnen de toegang tot een Natura 2000-gebied geheel of gedeeltelijk beperken of verbieden. 2. De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, berust bij Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als een Natura 2000-gebied geheel of gedeeltelijk wordt beheerd door een van Onze andere Ministers dan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. 3. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan de toegang tot een bijzonder nationaal natuurgebied geheel of gedeeltelijk beperken of verbieden. 4. De bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, berust bij gedeputeerde staten in gevallen waarin dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald. JArtikel 3.9 wordt als volgt gewijzigd:1. Het derde lid komt te luiden: 3. Het beheerplan voor een Natura 2000-gebied dat geheel of gedeeltelijk wordt beheerd door een van Onze andere Ministers dan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of dat eigendom is van de Staat der Nederlanden, wordt in afwijking van artikel 3.8, derde lid, voor dat gebied of dat gedeelte vastgesteld door Onze Minister bij wie op grond van artikel 2.19, vijfde lid, onder b, de taak berust om zorg te dragen voor het nemen van maatregelen voor Natura 2000-gebieden. 2. Het volgende lid wordt toegevoegd: 4. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stellen een programma aanpak stikstof vast voor het verminderen van de belasting door stikstofdepositie van de voor stikstof gevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden die in het programma zijn opgenomen en het binnen afzienbare termijn verwezenlijken van de instandhoudingsdoelstellingen voor deze habitats. KArtikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:1. Aan het eerste lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een komma, de volgende onderdelen toegevoegd: j. Natura 2000-activiteiten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT