Wet windenergie op zee

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterRuimtelijke ordening en milieu | Milieurecht
CourtEconomische Zaken

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Wet van 24 juni 2015, houdende regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het realiseren van meer windenergie op zee bijdraagt aan het verwezenlijken van de hernieuwbare energiedoelstellingen, dat op zee meerdere activiteiten plaatsvinden waar windparken op zee ingepast moeten worden, dat het aansluiten van windparken op het elektriciteitsnet tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten moet plaatsvinden waardoor het wenselijk is om coördinatie van de ruimtelijke inpassing van windenergie op zee te versterken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen en werkingssfeer
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • kavel: locatie voor een windpark;

  • kavelbesluit: besluit waarin een kavel en een tracé voor een aansluitverbinding zijn aangewezen;

  • net: een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998;

  • Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 12;

  • windpark: een samenstel van voorzieningen waarmee elektriciteit met behulp van wind wordt geproduceerd, waarbij onder een samenstel van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling met elkaar zijn verbonden voor de productie van elektriciteit met behulp van wind.

Artikel 2

Deze wet is mede van toepassing in de Nederlandse exclusieve economische zone.

Hoofdstuk 2. Kavelbesluit
Artikel 3
  • 1 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, een kavelbesluit nemen.

  • 2 Een kavel kan slechts worden aangewezen binnen gebieden die in het nationaal waterplan, bedoeld in artikel 4.1 van de Waterwet, zijn aangewezen als voor windenergie geschikte gebieden. Het tracé voor de aansluitverbinding tussen het windpark en het aansluitpunt op een net wordt niet verder aangewezen dan tot de laagwaterlijn, bedoeld in de artikelen 1, tweede lid, en 2, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee.

  • 3 Onze Minister betrekt bij de afweging tot het nemen van een kavelbesluit:

    • a. de vervulling van maatschappelijke functies van de zee, waaronder het belang van een doelmatig ruimtegebruik van de zee;

    • b. de gevolgen van een aanwijzing voor derden;

    • c. het milieu belang, waaronder het ecologisch belang met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5 en 7;

    • d. de kosten om een windpark in het gebied te realiseren;

    • e. het belang van een doelmatige aansluiting van een windpark op een net.

  • 4 Op de voorbereiding van een kavelbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.

Artikel 4
  • 1 Onze Minister verbindt aan een kavelbesluit regels en voorschriften die in ieder geval betrekking hebben op:

    • a. de rechten en andere belangen van derden met betrekking tot de kavel;

    • b. de voorwaarden waaronder het milieu wordt beschermd;

    • c. de voorwaarden en beperkingen waaronder is verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet zullen worden aangetast en, in voorkomend geval, het voorschrift inhoudende de verplichting compenserende maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 2.8, zevende lid, van de Wet natuurbescherming;

    • d. de voorwaarden en beperkingen waaronder Onze Minister een vrijstelling als bedoeld in artikel 7 verleent;

    • e. het belang van een doelmatig ruimtegebruik van een windpark;

    • f. de termijn waarvoor de vergunning wordt verleend;

    • g. financiële voorwaarden als bedoeld in de artikelen 10 en 28.

  • 2 Onze Minister neemt in een kavelbesluit de volgende onderdelen op:

    • a. een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de gevolgen van de bouw en exploitatie van een windpark;

    • b. een beschrijving van de tijdelijke maatregelen en de tijdelijk te treffen voorzieningen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het windpark;

    • c. de aanduiding op een of meer topografische of geografische kaarten van de geografische omvang van het kavel en de ligging van het tracé van de aansluitverbinding;

    • d. de uitkomsten van het onderzoek naar meteorologische omstandigheden, bodemgesteldheid, stromingen en golfhoogtes, milieukundig bodemonderzoek, archeologisch onderzoek en overig milieukundig onderzoek;

    • e. de termijn waarbinnen Onze Minister de gevolgen van de ingebruikneming van een kavel onderzoekt en een opgave van de daarbij te onderzoeken milieuaspecten.

  • 3 Bij kavelbesluit kan worden afgeweken van de op grond van artikel 6.6 van de Waterwet gestelde regels met betrekking tot het gebruik van het waterstaatswerk Noordzee door het plaatsen van installaties of kabels.

  • 4 Het is verboden te handelen in strijd met het kavelbesluit en de daaraan verbonden regels en voorschriften.

Artikel 5

Artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming is niet van toepassing op projecten waarop het kavelbesluit betrekking heeft. Indien die projecten de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied als bedoeld in die wet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, is artikel 2.8 van die wet en het krachtens artikel 2.9, vierde lid, van die wet bepaalde, van overeenkomstige toepassing op het vaststellen van een kavelbesluit.

Artikel 6

[Vervallen per 01-01-2017]

Artikel 7
  • 1 Onze Minister kan in het kavelbesluit vrijstelling verlenen van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste, tweede, derde en vierde lid, 3.2, eerste en zesde lid, 3.5, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 3.6, eerste en tweede lid, en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming.

  • 2 Een vrijstelling van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste, tweede, derde of vierde lid, of 3.2, eerste of zesde lid, van de Wet natuurbescherming wordt slechts verleend indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.3, vierde lid, van die wet en aan het kavelbesluit de voorschriften, bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van die wet, worden verbonden.

  • 3 Een vrijstelling van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid, of 3.6, eerste of tweede lid, van de Wet natuurbescherming wordt slechts verleend indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid, van die wet.

  • 4 Een vrijstelling van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming wordt slechts verleend indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, vijfde lid, van die wet.

  • 5 Aan een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid kunnen in het kavelbesluit voorschriften worden verbonden, onverminderd het tweede lid. Een vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 8

Hoofdstuk 1, afdeling 2, van de Crisis- en herstelwet is van overeenkomstige toepassing op een kavelbesluit.

Artikel 9
  • 1 Om te voorkomen dat een locatie, waarvoor een kavelbesluit wordt voorbereid, minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van windparken kan Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, voor die locatie een voorbereidingsbesluit nemen.

  • 2 Bij het voorbereidingsbesluit kan worden bepaald dat het in daarbij aangewezen gevallen verboden is:

    • a. werken of werkzaamheden uit te voeren of

    • b. het gebruik van werken te wijzigen.

  • 3 Het voorbereidingsbesluit vervalt indien niet binnen een jaar na de inwerkingtreding daarvan een ontwerp voor een kavelbesluit ter inzage is gelegd.

  • 4 Het is verboden te handelen in strijd met een voorbereidingsbesluit.

Artikel 10
  • 1 Kosten die samenhangen met het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, en 7 kunnen ten laste komen van degene aan wie de vergunning wordt verleend.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de verhaalbare kostensoorten.

  • 3 De bedragen ter vergoeding van de kosten worden vastgesteld in het kavelbesluit.

Artikel 11
  • 1 Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, kan een kavelbesluit wijzigen of geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a. gedurende drie achtereenvolgende jaren na het onherroepelijk worden van een kavelbesluit geen vergunning voor de kavel wordt verleend;

    • b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor het kavelbesluit is genomen niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in artikel 3 bedoelde doelstellingen en belangen;

    • c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan daartoe verplicht.

  • 2 De artikelen 3, vierde lid, 4, eerste lid, 5 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op een wijziging van een kavelbesluit.

  • 3 Tot intrekking van een kavelbesluit wordt niet overgegaan voor zover kan worden volstaan met wijziging of aanvulling van de aan het kavelbesluit verbonden regels en voorschriften.

Hoofdstuk 3. Vergunning
§ 3.1 Algemene bepalingen
Artikel 12

Het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT