Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 13 de Julio de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Julio de 2010
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.049.196

arrest van de eerste kamer van 13 juli 2010

in de zaak van

  1. [Appelllant sub 1.], h.o.d.n. LIBERTY 2 KOFFIE- EN THEEHUISJE, wonende te [woonplaats],

  2. [Appellant sub 2.], h.o.d.n. KOFFIESHOP INTERNATIONAL, wonende te [woonplaats],

  3. [Appellant sub 3.], h.o.d.n. KINKY CORNER, wonende te [woonplaats],

  4. [Appellant sub 4.] en [appellant sub 5.], beiden h.o.d.n. vennootschap onder firma KOFFIESHOP MIAMI, wonende te [woonplaats] respectievelijk [woonplaats],

  5. [Appellant sub 6.], h.o.d.n. KOFFIESHOP SAHARA, wonende te [woonplaats],

  6. [Appellant sub 7.], h.o.d.n. KOFFIESHOP CHRISTIANA, wonende te [woonplaats],

    appellanten in principaal appel,

    geïntimeerden in voorwaardelijk incidenteel appel,

    advocaat: mr. B.Th.H. Boomsma,

    tegen:

  7. de publiekrechtelijke rechtspersoon de GEMEENTE BERGEN OP ZOOM,

    zetelende te Bergen op Zoom,

  8. de publiekrechtelijke rechtspersoon de GEMEENTE ROOSENDAAL,

    zetelende te Roosendaal,

    geïntimeerden in principaal appel,

    appellanten in voorwaardelijk incidenteel appel,

    advocaat: mr. J.P.F.W. van Eijck,

    op het bij exploot van dagvaarding van 12 november 2009 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda gewezen vonnis van 16 oktober 2009 tussen principaal appellanten - hierna gezamenlijk te noemen “appellanten” en individueel “koffieshophouder” - als eisers en principaal geïntimeerde - hierna “de gemeenten” - als gedaagden.

  9. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 209017/KG ZA 09-533)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

  10. Het geding in hoger beroep

    2.1. Bij voormeld exploot van dagvaarding hebben appellanten elf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het opleggen van een verbod aan de gemeenten om uitvoering te geven aan de nota Coffeeshopbeleid 2009, subsidiair om deze nota onverbindend te verklaren. Appellanten hebben vervolgens bij akte houdende producties vijf producties in het geding gebracht.

    2.2. Bij memorie van antwoord hebben de gemeenten de grieven bestreden onder overlegging van vier producties. Voorts hebben de gemeenten voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld voor het geval één of meerdere grieven van appellanten in het principaal appel slagen, daarin één grief aangevoerd en geconcludeerd kort gezegd, tot het niet-ontvankelijk verklaren van appellanten, althans tot afwijzing van de vorderingen in het principaal appel.

    2.3. Appellanten hebben in voorwaardelijk incidenteel appel verweer gevoerd.

    2.4. Partijen hebben hun zaak doen bepleiten, appellanten door mr. H.E.Chr.M. Nieland en de gemeenten door Mr. B.J.P.G. Roozendaal. De raadslieden hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd en de gedingstukken overgelegd.

  11. De gronden van het hoger beroep

    Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de dagvaarding in dit hoger beroep.

  12. De beoordeling

    In het principaal appel:

    4.1. In overweging 2.1 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Tegen die vaststelling zijn geen grieven gericht. Het hof zal de feiten hierna duidelijkheidshalve herhalen en aanvullen. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende:

    a) Koffieshophouders sub 1 en 6 exploiteren ieder een koffieshop in de gemeente [gemeentenaam 1.]. Koffieshophouders sub 2 t/m 5 exploiteren ieder een koffieshop in de gemeente [gemeentenaam 2.]. In alle koffieshops werden softdrugs verkocht. Hiermee werd 85% van de omzet van de koffieshops verdiend.

    b) De verkoop van softdrugs werd gedoogd door beide gemeenten, die sinds 2005 hetzelfde beleid op het gebied van de verkoop van softdrugs voeren, laatstelijk op basis van gedoogbeleid neergelegd in de Nota Cannabisbeleid 2007. Het beleid hield -kort gezegd- in dat er een maximum was gesteld aan het aantal koffieshops waarin de verkoop van softdrugs gedoogd werd mits die koffieshops zich aan strikte voorwaarden hielden.

    c) Op 21 oktober 2008 hebben de gemeenten besloten het Cannabisbeleid te wijzigen en met ingang van 16 september 2009 geen verkoop van softdrugs binnen de gemeentegrenzen meer te gedogen (“nulbeleid”). d) De conceptnota Cannabisbeleid 2009 (prod. 1 zijdens appellanten in eerste aanleg) is gedurende 6 weken ter inzage gelegd en appellanten hebben in een schriftelijke zienswijze (prod. 2 en 3 zijdens appellanten in eerste aanleg) hun bezwaren kenbaar gemaakt.

    e) Die bezwaren zijn door de gemeenten niet gehonoreerd en op 3 maart 2009 is de Nota Cannabisbeleid 2009 (prod. 6 zijdens appellanten in eerste aanleg, verder te noemen: de Nota) in de gemeenten vastgesteld.

    f) Voor appellanten houdt het nieuwe beleid in dat, indien geconstateerd wordt dat in een van de koffieshops na 16 september 2009 nog sofdrugs worden verkocht, de betreffende koffieshophouder een schriftelijke waarschuwing krijgt. Bij de eerstvolgende constatering van verkoop van softdrugs zal de betreffende koffieshop worden gesloten voor de duur van 5 jaren.

    g) De gemeente [gemeentenaam 1.] voert het cannabisbeleid uit door aan de horeca-exploitatie-vergunningen van koffieshophouders in haar gemeente de in de Nota opgenomen gedoogvoorwaarden te verbinden. h) Appellanten hebben voor 16 september 2009 een eerste waarschuwing ontvangen. Om gedwongen sluiting als gevolg van een (vermeende) constatering van verkoop van softdrugs na 16 september 2009 te voorkomen hebben appellanten, met uitzondering van koffieshophouder sub 4, per 16 september 2009 de koffieshops voor publiek gesloten gehouden. Koffieshophouder sub 4 heeft per die datum de verkoop van softdrugs gestaakt.

    j) Bij besluit van 11 september 2009 heeft de gemeente [gemeentenaam 1.] met een beroep op het nieuwe beleid de horeca-exploitatievergunning van koffieshophouders sub 1 en 2 ingetrokken. Daarbij is hen een nieuwe vergunning verleend met daarin (voor zover relevant) opgenomen een verbod om nog (soft)drugs te verkopen.

    j) Koffieshophouder sub 1 heeft tegen dat besluit tot wijziging van de horeca-exploitatievergunning bezwaar gemaakt en daarbij op 20 september 2009 aan de sector bestuursrecht van de rechtbank Breda verzocht bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen in die zin dat de gedoogstatus voorlopig zal herleven. Bij uitspraak van 16 oktober 2009...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT