Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 7 de Mayo de 2004

Datum uitspraak 7 de Mayo de 2004
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Aan de Minister van Justitie

Schedeldoekshaven 100

Postbus 20301

2500 EH 's-Gravenhage

7 mei 2004

Betreft: Advies inzake [de opgeëiste persoon]

Uw kenmerk: EXU 2002/518

Ons kenmerk: 02853/02/U-II

Bij arrest van heden 7 mei 2004 (02853/02/U-II) heeft de Hoge Raad de verzochte uitlevering van [de opgeëiste persoon] aan de Republiek Turkije toelaatbaar verklaard. Een gewaarmerkt afschrift van het arrest wordt U hierbij toegezonden.

Bij de behandeling van het uitleveringsverzoek is door de verdediging - met een beroep op art. 3 EVRM en art. 3 van het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing - aangevoerd dat de opgeëiste persoon het reële risico loopt dat zij na haar uitlevering zal worden gefolterd. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van november 2003(1) volgt dat die vrees niet van elke grond is ontbloot. Blijkens genoemd ambtsbericht is wel sprake van een verbetering van de situatie gedurende de laatste jaren, maar niettemin kwamen er in het recente verleden in de praktijk kennelijk - meer dan incidentele - onregelmatigheden op dit terrein voor. Het voorgaande in de beschouwingen betrekkend, ziet de Hoge Raad onvoldoende grond te adviseren de verzochte uitlevering om de aangevoerde reden niet toe te staan. Wel geeft hij U in overweging in overleg met de Turkse autoriteiten te bevorderen dat op dit punt voorafgaand aan de uitlevering de nodige waarborgen worden geschapen.

Voorts is door en namens de opgeëiste persoon betoogd dat zij na haar uitlevering niet een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM zal krijgen.

De Hoge Raad acht ook in dit opzicht onvoldoende grond aanwezig om te adviseren de verzochte uitlevering niet toe te staan. Wel vindt de Hoge Raad in de voor Nederland uit art. 1 EVRM voortvloeiende verplichtingen en de gegrondverklaring door het EHRM van vele tegen de verzoekende Staat ingediende klachten over de naleving van art. 6 EVRM aanleiding Uw bijzondere aandacht te vragen voor het beroep op dreigende schending van art. 6 EVRM. De Hoge Raad geeft in overweging het daarheen te leiden dat ook de naleving van art. 6 EVRM voldoende is verzekerd - met name wat betreft de realisering van de verdedigingsrechten - alvorens het verzoek tot uitlevering wordt ingewilligd dan wel de opgeëiste persoon ter beschikking van de autoriteiten van de verzoekende Staat wordt gesteld.

De Hoge Raad adviseert U om - met inachtneming van het vorenstaande - het verzoek tot uitlevering in te willigen.

De voorzitter van de Strafkamer

van de Hoge Raad der Nederlanden,

(mr. C.J.G. Bleichrodt).

1 Vgl. bijvoorbeeld de hoofdstukken 3.3.7, 3.4.8 (slot), 3.4.11 (slot) en de samenvatting in hoofdstuk 5.

7 mei 2004

Strafkamer

nr. 02853/02 U

AG/IV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

inzake een verzoek van de Republiek Turkije tot uitlevering van:

[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1961, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen 'Breda' te Breda.

  1. De procesgang

    1.1. De Hoge Raad verwijst naar zijn arrest van 17 juni 2003. In dat arrest heeft de Hoge Raad de uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam van 10 december 2002 vernietigd. Voorts heeft de Hoge Raad bij dat arrest bevolen dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad van 4 september 2003 om te worden gehoord omtrent het uitleveringsverzoek.

    1.2. Ter zitting van de Hoge Raad van 4 september 2003 is de opgeëiste persoon niet verschenen. Op die zitting is de behandeling van het uitleveringsverzoek aangehouden tot de zitting van 10 oktober 2003, met bevel tot oproeping van de opgeëiste persoon tegen deze zitting.

    1.3. Ter zitting van 10 oktober 2003 is de opgeëiste persoon wederom niet verschenen. Op die zitting heeft de Hoge Raad de behandeling van het uitleveringsverzoek voor onbepaalde tijd aangehouden en - bij afzonderlijk geminuteerde beslissing - de gevangenneming van de opgeëiste persoon bevolen.

    1.4. Ter zitting van 5 maart 2004 is de opgeëiste persoon verschenen, bijgestaan door mr. V.L. Koppe en mr. L. Zegveld, beiden advocaat te Amsterdam. Aldaar is zij door de Hoge Raad gehoord omtrent het verzoek tot haar uitlevering.

    De Advocaat-Generaal Jörg heeft op die zitting een schriftelijke samenvatting van zijn opvatting omtrent het verzoek tot uitlevering overgelegd. Deze houdt in dat de uitlevering toelaatbaar is.

    De raadslieden hebben het woord gevoerd en een pleitnota overgelegd.

  2. Het verzoek tot uitlevering

    2.1. Het verzoek tot uitlevering is gedaan bij schrijven van de Minister van Justitie van de Republiek Turkije aan de Nederlandse Minister van Justitie. Ter ondersteuning van dat verzoek en in antwoord op door en namens de Minister van Justitie en de Rechtbank te Amsterdam gedane verzoeken, zijn naast een afschrift van de toepasselijke Turkse wetsbepalingen overgelegd de stukken die zijn vermeld in het hiervoor genoemde tussenarrest van 17 juni 2003, te weten:

  3. het op 21 november 2001 door de "Criminal Petty Sessions Court of Batman" afgegeven aanhoudingsbevel, inhoudende dat de uitlevering is verzocht ter vervolging van de opgeëiste persoon wegens "being member of the illegal terrorist organisation PKK" alsmede

  4. de ter ondersteuning van het uitleveringsverzoek en in antwoord op door en namens de Minister van Justitie en de Rechtbank overeenkomstig het bepaalde in art. 13 EUV verzochte aanvullende informatie overgelegde stukken, te weten:

    1. Een "letter of request for extradition" van de "Office of Attorney General of the State Security Court of Diyarbakir" van 14 januari 2002, onder meer inhoudende:

      "The accused person [de opgeëiste persoon], bearing the pseudonym [...] has taken part to the terrorist organisation in year 1986 at Germany. She has exercised activities at Europe within the affiliate women organisation named YAJK (Yekitiya Azaden Jinen Kürdistan - Union of the Free Women of Kürdistan), bounded to the terrorist organisation PKK, and after her participation to the organisation, has received armed and ideological formation in the camps of the organisation.

      She has begin to exercise activities as member of the so named presidential council after the 7th extraordinary congress of the terrorist organisation PKK, carried out in January, 2000.

      It has been determined also that she has participated by telephone to the programme "Festival Special", broadcast on 1st of September, 2000 by the television MEDYA TV, and been presented as a member of the council of PJA (Partije Jinen Azad - Party of the Free Women)."

      Voorts wordt in dit schrijven melding gemaakt van de telefonische medewerking aan een zestal andere televisieprogramma's van voornoemde MEDYA TV waarin de opgeëiste persoon zich veelal eveneens presenteerde als "high level responsible of the PKK".

    2. Een schrijven van 4 maart 2002 van het Turkse Ministerie van Justitie, inhoudende onder meer:

      According to information received from the Public Prosecutor's Office of Diyarbakir State Security Court, the said accused has assumed the responsibility of training female terrorist in the PKK organization and within this context has provided them with military and political training. Furthermore, she has participated in planning and implementation of armed terrorist activities, between 1993-1995 in the rural areas of Sirnak province. Due to the terrorist activities committed by the members of the PKK in Sirnak province and its surrounding areas in those years, 93 soldiers, 5 police officers, 17 temporary village guards of the Turkish Security Forces were killed, 123 soldiers, 41 police officers and village guards were injured. In addition, 29 citizens were killed and 15 wounded during these terrorist attacks.

    3. Een schrijven van de onder a bedoelde Attorney General van 15 augustus 2002 dat in de Nederlandse vertaling onder meer het volgende inhoudt:

      Verdachte heeft zich sinds 1984 op het grondgebied van de Republiek Turkije beziggehouden met gewapende activiteiten, zoals granaten, handgranaten, raketten, mijnen, automatische revolvers en geweren. Ten gevolge van deze activiteiten zijn in ons land dertigduizend mensen om het leven gekomen. (...)

      Verdachte heeft als verantwoordelijke op hoog niveau van de terroristische organisatie PKK deelgenomen aan publicatieprogramma's van de televisiezender MED TV, d.d. 1 september 2000, 26 januari 2001, 18 april 2001, 20 april 2001, 1 juni 2001, 7 juni 2001 en 14 september 2001.

      Door deze gesprekken had zij de bevoegdheid binnen de terroristische organisatie PKK bevelen uit te vaardigen.

      Op grond van de getuigenverklaringen van de leden van de illegale terroristische partij PKK (...) is bovendien vast komen te staan dat verdachte [de opgeëiste persoon] zich (...) bevond in het buitengebied Sirnak van de terroristische organisatie PKK en aldaar de terroristische activiteiten organiseerde en ten uitvoer bracht.

      Uit onderzoek van de reeds beschikbare documenten, verricht door de Procureur-Generaal van de Rechtbank voor de Staatsveiligheid te Diyarbakir, met betrekking tot de belangrijke wapenactiviteiten in de jaren 1993-1994-1995, binnen de grenzen van het gebied Sirnak en Batman, aangeduid met de naam Botan, van de leden van de illegale terroristische organisatie PKK, waartoe verdachte mogelijk ook behoorde blijkt dat:

      a- ten gevolge van een gewapende aanval op een militaire eenheid, d.d. 13.06.1993, in het dorp Görümlü, in de provincie Sirnak, district Silopi, 6 militairen om het leven kwamen en 13 militairen gewond raakten (...).

      Voorts bevat dit schrijven gegevens over een 23-tal andere gewapende aanvallen in Turkije gedurende voornoemde periode.

      Ten aanzien van de strafbaarheid vermeldt dit schrijven nog het volgende:

      Alle activiteiten die verdachte ten laste worden gelegd, zijn in strijd met artikel 168 van het Turkse Wetboek van Strafrecht. (...)

      Deze misdrijven zijn: het oprichten van gewapende verenigingen en organisaties, teneinde genoemde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT