Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Maastricht, 1 de Abril de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Abril de 2008
Uitgevende instantie:Rechtbank Maastricht

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Bestuursrecht

Procedurenummer: AWB 07 / 661 GEMWT

Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

inzake

[naam],

wonende te Margraten, eiser,

tegen

de Burgemeester van de gemeente Maastricht,

gevestigd te Maastricht, verweerder.

Datum bestreden besluit: 28 maart 2007

Kenmerk: 2006.37081

Behandeling ter zitting: 12 december 2007

  1. Procesverloop

    Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 28 maart 2007 heeft verweerder het namens eiser ingediende bezwaarschrift van 13 oktober 2006 tegen zijn - hieronder nader te duiden - besluit van 7 september 2006 ongegrond verklaard.

    Bij brief van 3 mei 2007 is tegen eerstgenoemd besluit namens eiser beroep ingesteld door zijn gemachtigde mr. drs. G.A.C. Beckers, advocaat te Stein.

    De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiser gezonden, evenals het door de gemachtigde van verweerder, mr. S.A.R. Lely, advocaat te Maastricht, ingediende verweerschrift.

    Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 12 december 2007, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Beckers voornoemd.

    Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. Lely voornoemd en mr. J.A.A. de Jonge, werkzaam bij verweerders gemeente.

  2. Overwegingen

    Bij besluit van 7 april 1994 is aan eiser een vergunning als bedoeld in artikel 2.3.1.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Maastricht (hierna: de APV) verleend voor het exploiteren van een coffeeshop, genaamd [naam coffeeshop] (hierna: de coffeeshop), gelegen aan de [X-straat] te Maastricht.

    Bij het in rubriek 1 genoemde besluit van 7 september 2006 heeft verweerder op grond van artikel 2.3.1.5a, onderdeel f, van de APV, de coffeeshop voor de duur van drie maanden gesloten verklaard wegens een tweetal overtredingen van het bepaalde in artikel 2.3.1.3e, eerste lid, van de APV. Het hiertegen namens eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder, onder handhaving van het primaire besluit, ongegrond verklaard.

    De ontvankelijkheid van het beroep

    De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de ambtshalve te beantwoorden vraag of eiser belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien verweerder in het bestreden besluit heeft vermeld dat eerst op het moment dat het besluit juridisch onaantastbaar is geworden zal worden nagegaan of, en zo ja binnen welke termijn, het besluit tot geslotenverklaring van de coffeeshop voor drie maanden zal worden geffectueerd. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 3 mei 2006 (LJN: AW7324) overweegt de rechtbank dat het besluit van 7 september 2006, dat verweerder bij het thans bestreden besluit heeft gehandhaafd, het rechtsgevolg heeft dat eiser verplicht is zijn coffeeshop te sluiten. Eiser heeft er belang bij dat in rechte komt vast te staan of verweerder deze verplichting terecht en op goede gronden aan eiser heeft opgelegd. Het is de geslotenverklaring zelf, niet de (feitelijke) tenuitvoerlegging daarvan, die ter beoordeling voorligt. De rechtbank acht het beroep van eiser dan ook ontvankelijk.

    Het voorgaande brengt tevens mee dat de rechtbank zich niet kan verenigen met het standpunt van eiser dat deze procedure in strijd zou zijn met de zogenoemde Trias Politica. Deze strijd zou er volgens eiser in gelegen zijn dat de rechter vooraf een oordeel zou uitspreken over de geldigheid van regelgeving. Het feit dat verweerder, buiten de in deze uitspraak genoemde gevallen, nog niet tot effectuering van het hierna nader te duiden verbod van artikel 2.3.1.3e, eerste lid, van de APV is overgegaan, neemt niet weg dat deze bepaling geldend recht is. Dat van de uitspraak van de rechtbank mogelijk een grote precedentwerking uitgaat, betekent niet dat de rechter zich daarmee in het proces van totstandkoming van de aangevallen bepaling heeft gemengd.

    Inhoudelijke beoordeling

    In geschil is of verweerder terecht en op goede gronden de coffeeshop van eiser voor de duur van drie maanden gesloten heeft verklaard. De rechtbank overweegt als volgt.

    Het wettelijk kader

    Op grond van artikel 2.3.1.1, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de APV wordt onder een inrichting verstaan: een voor het publiek toegankelijke ruimte waar bedrijfsmatig, al dan niet door middel van een automaat, eetwaren en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. Deze inrichtingen worden hierna ook aangeduid als: de droge horeca.

    Op grond van artikel 2.3.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV wordt onder houder verstaan: degene die een inrichting exploiteert.

    Op grond van artikel 2.3.1.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de APV wordt onder ingezetenen verstaan: zij die hun werkelijke woonplaats in Nederland hebben.

    Op grond van artikel 2.3.1.3e, eerste lid, van de APV is het de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, verboden andere personen dan ingezetenen in de inrichting toe te laten of daarin of aldaar te laten verblijven. Deze bepaling wordt hierna ook aangeduid als: "het woonlandbeginsel".

    Op grond van artikel 2.3.1.3e, tweede lid, van de APV kan de burgemeester bepalen dat het gestelde in het voorgaande lid niet geldt voor een of meer in dat besluit aangeduide soorten inrichtingen in de gehele gemeente dan wel in een of meer daarin aangewezen gedeelten van de gemeente.

    Bij besluit van 13 juli 2006 heeft verweerder bepaald dat het gestelde in artikel 2.3.1.3e, eerste lid, van de APV niet geldt voor de volgende soorten inrichtingen in de gehele gemeente: alle inrichtingen als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid, aanhef onder a, sub 3, van de APV, zulks met uitzondering van coffeeshops, theehuizen en dergelijke, onder welke benaming dan ook. Dit besluit heeft tot gevolg dat de gehele droge horeca in Maastricht is uitgezonderd van het woonlandbeginsel, behalve de coffeeshops, theehuizen en dergelijke.

    Op grond van artikel 2.3.1.5a, aanhef en onder f, van de APV - voor zover hier relevant - kan de burgemeester een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid, onder a, sub 3, van de APV, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren indien de houder van een inrichting in strijd handelt met het bepaalde in artikel 2.3.1.3e, eerste lid, van de APV.

    Niet in geding is dat eiser houder is van een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de APV waarvoor de in het besluit van verweerder van 13 juli 2006 genoemde uitzondering van het woonlandbeginsel voor de droge horeca niet geldt. Voorts is niet in geding dat eiser op 6 februari 2006 en 4 mei 2006 twee niet-ingezetenen in zijn coffeeshop heeft toegelaten en dat hij daarmee het in artikel 2.3.1.3e, eerste lid, van de APV genoemde verbod heeft overtreden. Dit heeft tot gevolg dat verweerder op grond van artikel 2.3.1.5a, aanhef en onder f, van de APV bevoegd is de coffeeshop van eiser al dan niet voor een bepaalde termijn gesloten te verklaren, tenzij de rechtbank tot het oordeel zou komen dat het in de overtreden bepaling opgenomen woonlandbeginsel onverbindend is of overigens in het geval van eiser geen toepassing zou mogen vinden.

    Toetsing aan de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet

    In beroep heeft eiser allereerst betoogd dat het in artikel 2.3.1.3e, eerste lid, van de APV (hierna: de aangevallen bepaling) opgenomen woonlandbeginsel in strijd is met de Gemeentewet, omdat met deze bepaling geen gemeentelijk belang wordt gediend. Eiser heeft hiertoe aangevoerd dat de aangevallen bepaling op initiatief van de Minister van Justitie in de APV is opgenomen, waardoor de minister de facto is opgetreden als lokale regelgever. Aangezien het initiatief voor de regeling is uitgegaan van de minister, was volgens eiser een wettelijke regeling op landelijk niveau de aangewezen weg geweest, met de daarbij behorende advisering door de Raad van State en betrokkenheid van de volksvertegenwoordiging.

    De rechtbank overweegt als volgt.

    In artikel 108, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt overgelaten aan het gemeentebestuur.

    In artikel 149 van de Gemeentewet is bepaald dat de raad de verordeningen maakt die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

    Met betrekking tot de vraag of de aangevallen bepaling betrekking heeft op de gemeentelijke huishouding overweegt de rechtbank als volgt.

    In de beleidsnota van 28 november 2005 van het college van Burgemeester en Wethouders van Maastricht is onder het kopje Pilot Donner het volgende vermeld:

    "In het kader van de drugsproblematiek heeft minister Donner in 2004 een bezoek gebracht aan onder meer Maastricht. Hieruit voortvloeiend heeft deze voorgesteld in Maastricht een proef te doen met het zogenaamde "woonlandbeginsel", waarbij de verkoop van softdrugs aan niet-ingezetenen van Nederland wordt verboden. Dit voornemen heeft een plaats gekregen in de interdepartementale beleidsbrief cannabis (de zogenoemde "Cannabisbrief") van april 2004, waarin de Kabinetsvoornemens ten aanzien van het softdrugsbeleid zijn verwoord. De toepassing van het woonlandbeginsel moet er uiteindelijk toe leiden dat een halt wordt toegeroepen aan het buitenlandse coffeeshoptoerisme. Het Ministerie van Justitie gaat er vooralsnog van uit dat een dergelijk onderscheid juridisch, ook europeesrechtelijk, is toegestaan. Indien de pilot in Maastricht succesvol blijkt, kan het woonlandbeginsel in principe overal in Nederland worden ingevoerd in de strijd tegen het coffeeshoptoerisme. Vooral voor grensgemeenten die met overlast van buitenlandse coffeeshoptoeristen kampen, kan dit naar verwachting bijdragen aan een oplossing.

    Het "woonlandbeginsel" verbiedt aan de houder van een inrichting andere personen dan ingezetenen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT