Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 6 de Abril de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 6 de Abril de 2010
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

typ. CH

zaaknr. HD 103.005.563

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,

vierde kamer, van 6 april 2010,

gewezen in de zaak van:

MIVERAN B.V.,

voorheen geheten VOEDERCENTRALE [vestigingsnaam] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

appellante in principaal appel,

geïntimeerde in incidenteel appel,

advocaat: mr. A. Groenewoud,

tegen:

[X.] BEHEER B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

geïntimeerde in principaal appel,

appellante in incidenteel appel,

advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 12 mei 2009 in het hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 33846/HA ZA 99-0111 gewezen vonnissen van 8 december 2004 en 29 augustus 2007.

  1. Het tussenarrest van 12 mei 2009

    Bij dit arrest heeft het hof beslist op de incidentele vordering van VCM en in de hoofdzaak de zaak verwezen naar de rol voor beraad partijen.

  2. Het verdere verloop van de procedure

    10.1. Partijen hebben hun standpunten doen bepleiten ter terechtzitting van 3 december 2009. Daarbij trad voor VCM op mr. H. Groenewoud en voor [X.] Beheer mr. H. Eijer.

    VCM heeft ten pleidooie nog 17 producties in het geding gebracht.

    Partijen hebben pleitnotities overgelegd.

    10.2. Het pleidooi is gehouden tegelijk met het pleidooi in de bij dit hof tussen partijen aanhangige zaak nr. HD 103.000.599.

    Zaak nr. 103.000.599 (verder te noemen zaak nr. 599) betreft het hoger beroep dat eerder bij dit hof is ingesteld door [X.] Beheer, [Y.] en [Z.] BV (verder in enkelvoud te noemen [A.]) tegen de – onder zaaknummer 33846/HA ZA 99-0111 - eerder gewezen vonnissen van de rechtbank ’s-Hertogenbosch tussen [A.] als eiseressen en VCM als gedaagde van 15 september 2000 en 3 december 2003.

    10.3. Partijen hebben desgevraagd ten pleidooie medegedeeld dat hetgeen gesteld en overgelegd is in de procedure onder zaak nr. 599 eveneens als gesteld en overgelegd geldt in de onderhavige procedure, verder te noemen zaak nr. 563, en omgekeerd.

    10.4. Na afloop van het pleidooi hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

    In de zaken nrs. 563 en 599 wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.

  3. De verdere beoordeling

    in principaal en incidenteel appel

    11.1. Tegen het vonnis van 8 december 2004 hebben VCM en [X.] Beheer geen grieven gericht. VCM en [X.] Beheer hebben ook niet geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis. Het hof begrijpt daaruit dat dat vonnis – anders dan is vermeld in de kop van het tussenarrest van 4 december 2007 – door partijen niet is betrokken in dit hoger beroep.

    11.2. In de zaak nr. 599 heeft het hof bij tussenarrest d.d. 4 december 2004 bevolen dat zaak nr. 599 wordt gevoegd met de onderhavige zaak nr. 563.

    11.2.1. In zaak nr. 599 heeft het hof voorts op 9 januari 2007 in principaal en incidenteel appel arrest gewezen. In dat arrest heeft het hof de feitelijke gebeurtenissen uiteengezet die tot het geschil tussen partijen hebben geleid, alsook het verloop van het geding bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch tot en met het vonnis van 3 december 2003.

    11.2.2. Het hof zal, voorzover van belang, die gebeurtenissen en het verloop van het geding voor de rechtbank hier dienovereenkomstig weergeven. De verwijzingen naar producties betreft verwijzingen naar producties die in zaak nr. 599 zijn overgelegd.

    11.3. Het gaat in dit geding om het volgende.

    1. [A.] heeft c.q. had een aantal nertsfokkerijen te [vestigingsplaats 1.], [vestigingsplaats 2.] en [vestigingsplaats 3.]. VCM fabriceert en verkoopt nertsenvoer, dat vooral bestaat uit kippenslachtafval, visafval, meel en bijzondere toevoegingen. Partijen doen zaken met elkaar sinds juni 1997. [A.] plaatst telefonisch bestellingen bij VCM, die het voer ongeveer om de andere dag bij [A.] aflevert. VCM factureert wekelijks (aan [X.] Beheer).

    2. Eind maart 1998 heeft VCM voer aan [A.] afgeleverd, en wel in de periode 10-30 maart 1998 voor f 10.997,-- (excl. BTW) aan [vestigingsplaats 1.], voor f 11.641,50 (excl. BTW) aan [vestigingsplaats 2.] en voor f 4.153,50 (excl. BTW) aan [vestigingsplaats 3.] (prod. 1 en 2 cva). In de periode 21-25 maart 1998 zijn bij [A.] in totaal 655 nertsen overleden: 392 in [vestigingsplaats 1.] (4,5% van het totale bestand), 243 in [vestigingsplaats 2.] (2%) en 20 in [vestigingsplaats 3.] (0,5%). Bij enkele tientallen nertsenfokkers in de omgeving, waaraan VCM voer leverde, heeft zich hetzelfde voorgedaan.

    3. Bij brief van 30 juni 1998 (prod. 1 concl. na deskundigenbericht van [A.] d.d. 11 december 2002) heeft [B.], de vaste dierenarts van [A.], aan [A.] bericht:

      Naar aanleiding van mijn bedrijfsbezoek aan uw bedrijf te [vestigingsplaats 1.] op 29 mei laatst leden, wil ik hierbij aangeven welke maatregelen u dient te nemen om ervoor te zorgen dat u het volgend seizoen weer normaal kunt produceren op uw bedrijf te [vestigingsplaats 1.].

      De huidige omstandigheden:

      Door het zeer matige fokresultaat van dit jaar is het in feite niet meer mogelijk om aan te geven welke dieren geschikt zijn als fokdier voor het a.s. seizoen, selectie is dus vrijwel niet mogelijk.

      Te nemen maatregelen:

      * Afpelzen van de gehele farm.

      * Grondige reiniging en desinfectie van de gehele farm.

      * Herbevolking van farm met gegarandeerd AD-vrije nertsen.

      Dit zijn een aantal minimum maatregelen voor uw bedrijf.

    4. Bij brief van 12 november 1998 (prod. 4 cvr) heeft VCM aan [A.] bericht:

      "Bij de door ID DLO en GD ingestelde onderzoeken op aangeboden dieren en voermonsters is de oorzaak van de ziekte- verschijnselen en de sterfte van de nertsen niet achterhaald. Het patroon van de verschijnselen, plotselinge uitbraak, waarbij het aantal zieke en dode dieren met de dag snel afnam en na een week geheel was gestopt, wijzen, in de richting, dat het door de VCM geleverde voer vermoedelijk als oorzaak van de verschijnselen is aan te merken, hoewel dit in de onderzoeken niet is aangetoond en derhalve niet met zekerheid kan worden gesteld. Onze assuradeuren hebben besloten met inachtneming van de polisvoorwaarden dekking onder de polis te verlenen...........

      Het door de assuradeuren ingeschakelde schade-expertiseburo [C.] B.V. heeft per bedrijf het aantal dode dieren vastgesteld en heeft tevens de schade per dood dier (rekening houdend met de restwaarde voor het vel) bepaald op: dood dier x 95% x fl.175,=.

      ..................."

      VCM bood aldus aan [A.] voor haar drie bedrijven een vergoeding aan van in totaal f 108.893,75 ( € 49.413,83) tegen finale kwijting.

    5. De dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) heeft monsters van het eind maart 1998 geleverde voer onderzocht (prod. 1 cvd). Het onderzoek op botulisme, monsterdatum 24 maart 1998, was blijkens het rapport d.d. 30 maart 1998 negatief. Een tweede onderzoek d.d. 9 april 1998 (prod. 2 cvd), monsterdatum 30 maart 1998, had als uitslag dat het onderzoek op botulisme met behulp van de directe toxine test negatief verliep, maar met behulp van de indirecte toxinetest positief: er werd C. botulinum type C aangetoond. Een onderzoek op drie nertsen, afkomstig van een farm van een derde die hetzelfde was overkomen als [A.], leverde geen verschijnselen van botulisme op (prod. 3 cvd).

      De Gezondheidsdienst voor dieren te [vestigingsplaats 4.] (GD) heeft blijkens haar brief van 19 juni 1998 aan [A.] (prod. 4 cvd) geen te hoge concentratie bisulfiet in het voer aangetroffen.

      11.4. [A.] heeft VCM bij exploot van 22 december 1998 gedagvaard en een verklaring voor recht gevorderd dat VCM aansprakelijk is voor alle door [A.] geleden schade, schadevergoeding op te maken bij staat, alsmede een voorschot op de schade van f 108.893,75.

      11.5. De rechtbank heeft op 15 september 2000 een tussenvonnis gewezen en tevens uitspraak gedaan in een met de onderhavige zaak gevoegde zaak onder rolnr. 99-495 (rolnr. rechtbank). In die zaak werd [A.] bij vonnis veroordeeld om aan VCM onbetaald gelaten facturen te betalen ten bedrage van f 118.451,95 met contractuele rente en proceskosten.

      Met betrekking tot de vraag of het door VCM geleverde voer (naar alle waarschijnlijkheid) de oorzaak van de sterfte onder de nertsen is geweest heeft de rechtbank partijen verzocht nadere inlichtingen te verschaffen en heeft zij een deskundigen- bericht aangekondigd.

      11.6. In het tussenvonnis van 20 april 2001 heeft de rechtbank dr. H.A.P. Urlings, drs. F.G. van Zijderveld en dr. J. Haagsma tot deskundigen benoemd en hen een aantal vragen voorgelegd. In het op 1 februari 2002 ter griffie van de rechtbank gedeponeerde rapport hebben de deskundigen, kort weergegeven, als hun conclusie opgeschreven:

      - Het door VCM in maart 1998 geleverde voer is naar alle waarschijnlijkheid de oorzaak van de sterfte onder de nertsen van [A.] geweest.

      - "Naar alle waarschijnlijkheid" had mogelijk weggelaten kunnen worden als het laboratorium-onderzoek een exacte diagnose had opgeleverd. Er is echter geen duidelijke oorzaak voor de sterfte onder de nertsen van [A.] aangetoond. De toeschrijving van de oorzaak aan het voer berust op epidemiologische gegevens (sterfte op meerdere farms van dezelfde voerroute). Daarnaast waren de ziektesymptomen, verlammingsverschijnselen en ademhalingsproblemen, op de getroffen farms gelijk. Deze symptomen passen bij het ziektebeeld botulismus.

      - Er komen geregeld botulismusuitbraken voor bij nertsen. Dat kan worden voorkomen door jaarlijks alle jonge nertsen te vaccineren, zoals op de farms van [A.] was gebeurd. Desondanks kan dan soms toch beperkte sterfte door botulismus optreden, omdat in de praktijk in de hectische vaccinatieperiode een aantal pups per ongeluk worden overgeslagen of slecht worden gespoten en dus geen of een zeer lage immuniteit ontwikkelen.

      - Aannemende dat sprake was van botulismus, dan was gezien het sterfteverloop het voer bij [A.] licht tot matig toxisch. Deze sterfte past in het beeld van botulisme. De deskundigen kunnen geen andere doodsoorzaak noemen die bij deze ziektegeschiedenis zou passen.

      - De sterfte op de farm van [A.] kan enigszins verhoogd zijn als daar veel dieren aan Aleutian Disease (AD) leden.

      -...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT