Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 20 de Abril de 2010

Datum uitspraak20 de Abril de 2010
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

20 april 2010

Strafkamer

nr. 09/00722

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 februari 2009, nummer 23/000159-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Veenhuizen, locatie Esserheem" te Veenhuizen.

  1. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

  2. Beoordeling van het middel

    2.1. Het middel klaagt over de motivering van het onder 3 bewezenverklaarde feit.

    2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 3 bewezenverklaard dat:

    hij op 6 september 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 8 kilogram cocaïne.

    2.2.2. Met betrekking tot de bewijsvoering houdt 's Hofs arrest het volgende in(1):

    "Vaststaande feiten

    Naar aanleiding van in de zomer van 2007 binnengekomen informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Nationale Recherche is een onderzoek ingesteld naar de verdachte [betrokkene 1]. Verificatie van de betreffende informatie heeft onder meer geleid tot de vaststelling dat op naam van [betrokkene 1] een auto stond, voorzien van het Spaanse kenteken [AA-00-BB] en dat [betrokkene 1] een woning had gehuurd aan de [a-straat 1] te [plaats]. Vanaf 24 augustus 2007 tot en met 6 september 2007 zijn de telefoongesprekken van [betrokkene 1] afgeluisterd, opgenomen en geregistreerd. Vanaf 28 augustus 2007 is de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] geobserveerd. Uit deze observaties volgt dat [betrokkene 1] regelmatig samen is gesignaleerd met een NN-verdachte, die [A] wordt genoemd in de observatie processen-verbaal en van wie later blijkt dat het de verdachte betrof. In de middag van 4 september 2007 zijn [betrokkene 1] en de verdachte samen gezien in de Etos aan de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam alwaar [betrokkene 1] een bestelling talkpoeder kwam ophalen. De verdachte heeft deze goederen afgerekend en de winkelmedewerkster heeft de verdachten vier kratten meegegeven, die dozen met talkpoeder bevatten. Deze dozen heeft [betrokkene 1] vervolgens op de achterbank van zijn auto geladen. Op 5 september 2007 heeft [betrokkene 1] een telefoongesprek met zijn vader gevoerd waarin hij zijn vader laat weten dat hij de volgende dag dingen komt ophalen die verkocht zijn. Op 6 september 2007 zijn [betrokkene 1] en de verdachte samen geobserveerd toen zij met de auto van [betrokkene 1] richting [plaats] reden alwaar de vader van [betrokkene 1] woonachtig was. Geobserveerd is dat [betrokkene 1] de garage bij de woning van zijn vader is binnengegaan en naar buiten is gekomen met een kennelijk voor de helft gevulde, blauwe Albert Heijntas. [Betrokkene 1] en de verdachte zijn vervolgens samen weggereden in de auto van [betrokkene 1] in de richting van Amsterdam, alwaar ze later op de dag zijn aangehouden. Op 7 september 2007 is in de auto van [betrokkene 1] een 8-tal plakken, vermoedelijk verdovende middelen, aangetroffen waarvan monsters zijn genomen ten behoeve van een onderzoek door het NFI. In de plakken is een logo van een letter B geperst. Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat de monsters cocaïne bevatten.

    (...)

    Standpunten verdediging

    (...)

    De raadsman heeft aangevoerd dat de in de auto van [betrokkene 1] aangetroffen cocaïne op twee verborgen plaatsen zijn gevonden. Eén deel van de cocaïne is gevonden in de ruimte onder de achterbank nadat twee lades zijn verwijderd, het andere deel lag onder een luikje in de bodemplaat van de auto. Verdachte heeft dit derhalve niet kunnen zien toen hij in de auto van [betrokkene 1] zat. Of de cocaïne in het Albert Heijntasje heeft gezeten is onbekend en kan niet worden aangetoond met de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Vaststaat dat de cocaïne in de auto van [betrokkene 1] is gevonden. Een strafbare betrokkenheid van de verdachte kan hieruit niet worden afgeleid. De raadsman bepleit derhalve ook vrijspraak van het derde tenlastegelegde feit.

    Beoordeling van de standpunten

    Het hof stelt in de eerste plaats vast dat uit het samenstel van de in de woning te [plaats] aangetroffen voorwerpen, in samenhang met de vaststellingen van het NFI met betrekking tot een aantal van deze voorwerpen en in samenhang met het aangetroffen papier met daarop vermeld de "melting points" van cocaïne, bewezen is dat deze voorwerpen bestemd waren voor het bewerken en verwerken van cocaïne en voorts dat met een zeker aantal van deze voorwerpen ook daadwerkelijk cocaïne is bewerkt of verwerkt. Voorts stelt het hof vast dat de verdachte, samen met [betrokkene 1] en anderen, geruime tijd in die woning heeft verbleven. Het hof stelt tenslotte vast dat in de auto van [betrokkene 1], waarin de verdachte als passagier reed, een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Voor de beoordeling van de stelling van de verdachte dat hij niettemin geen wetenschap had van de aangetroffen goederen en cocaïne, is het navolgende van belang.

    [Betrokkene 1] heeft in de periode, gelegen tussen het door hem huren van de woning in [plaats] en zijn aanhouding, telefoongesprekken gevoerd. De inhoud van deze afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken dient te worden bezien in het licht van de hiervoor door het hof gedane vaststellingen en kan dan niet anders worden geduid dan dat daarin in versluierend taalgebruik wordt gesproken over het bewerken, dan wel verwerken, van verdovende middelen. Zo heeft [betrokkene 1] op 24 augustus 2007 een telefoongesprek gevoerd met een onbekend gebleven persoon waarin hij deze persoon laat weten dat het van de week allemaal klaar is. Op dezelfde dag heeft hij een ander telefoongesprek gevoerd met een onbekend gebleven persoon waarin hij hem laat weten dat "wat we hebben, niet mooi is, maar wel goed" en dat hij, als hij tevreden is, aardig wat kan bijmaken. Op 28 augustus 2007 heeft [betrokkene 1] een gesprek gevoerd met een persoon genaamd [betrokkene 2] waarin [betrokkene 2] hem vraagt wat de jongens hebben geproduceerd. [betrokkene 1] heeft hierop geantwoord: "niet wat jij wil, begrijp je wat ik bedoel?" Later op de dag is [betrokkene 1] opnieuw gebeld door [betrokkene 2]. In dit gesprek heeft [betrokkene 2] aan [betrokkene 1] gevraagd of hij zo'n speler van slechte kwaliteit wil hebben waarop [betrokkene 1] heeft laat weten dat de jongens op dat moment bezig zijn en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT