Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 23 de Abril de 2010

Datum uitspraak23 de Abril de 2010
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

09/745 WIA

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 december 2008, 08/2045 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 23 april 2010

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te ’s-Gravenhage hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2010, waar namens appellante is verschenen mr. Deen voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W.G. Determan.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Appellante is rozensorteerster geweest en is op 7 december 2004 uitgevallen wegens buiklachten. Vervolgens heeft per einde wachttijd een beoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). In dat verband is appellante onderzocht door de arts A. Doerga die in haar rapport van 1 november 2006 heeft vastgesteld dat er bij appellante sprake is van een hyperventilatie syndroom bij bronchiale hyperactiviteit bij niet allergische astma, spanningshoofdpijn en overige psychische klachten. Met inachtneming van uit deze klachten voortvloeiende beperkingen heeft zij op 1 november 2006 een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. Vervolgens is de arbeidsdeskundige C.F. van der Voort in zijn rapport van 21 november 2006 tot de conclusie gekomen dat appellante niet meer geschikt is voor haar eigen werk maar nog wel geschikt voor een zestal andere functies. Op basis van drie van deze functies heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35%. In overeenstemming met dit rapport is appellante bij besluit van 22 november 2006 meegedeeld dat zij per 5 december 2006 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Tegen dit besluit heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend.

    2. Bij uitspraak van 2 maart 2007 (LJN AZ9652) heeft de Raad geoordeeld dat maximering van de maatmanomvang niet in overeenstemming is met het bepaalde in het Schattingsbesluit 2004. Aangezien de arbeidskundige Van der Voort in zijn aan het besluit van 22 november 2006 ten grondslag liggende rapport van 21 november 2006 de maatmanomvang wel had gemaximeerd, heeft een herbeoordeling plaatsgevonden met betrekking tot de aanspraken van appellante...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT