Eerste aanleg - meervoudig van Council of State (Netherlands), 28 de Abril de 2010

Datum uitspraak28 de Abril de 2010
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200809292/1/R3.

Datum uitspraak: 28 april 2010

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

  2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],

    en

    de stadsdeelraad van het stadsdeel Amsterdam-Centrum,

    verweerder.

  3. Procesverloop

    Bij besluit van 30 oktober 2008 heeft de stadsdeelraad het bestemmingsplan "Haarlemmerplein" (hierna: het plan) vastgesteld.

    Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2008, en [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2008, beroep ingesteld. [appellanten sub 2] en [appellant sub 1] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 7 februari 2009.

    De stadsdeelraad heeft een verweerschrift ingediend.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht op 21 juli 2009 een deskundigenbericht (hierna: het deskundigenbericht) uitgebracht. [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [belanghebbende A] en de stadsdeelraad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht op 28 januari 2010 een aanvullend deskundigenbericht (hierna: het aanvullend deskundigenbericht) uitgebracht. [appellant sub 1], [appellanten sub 2] hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

    [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en de stadsdeelraad hebben nadere stukken ingediend.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2010, waar [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en de stadsdeelraad, vertegenwoordigd door mr. G. Koop, advocaat te Amsterdam, A. Schoemakers, I.M. Klarenbeek en ir. R.M.M. van den Brink, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord [belanghebbende A], vertegenwoordigd door ir. O. Rutten en bijgestaan door mr. D.S.P. Fransen, advocaat te Den Haag, en [belanghebbende B].

  4. Overwegingen

    2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) kan uitsluitend een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit inzake de vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

    De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.

    2.1.1. [appellante sub 2 A] woont op ongeveer 550 meter hemelsbreed van het plangebied. Vanuit haar woning heeft zij geen zicht op het plangebied. Ter zitting heeft [appellante sub 2 A] betoogd dat zij als belanghebbende bij het bestreden besluit dient te worden aangemerkt, omdat de luchtkwaliteit ter plaatse van haar woning ten gevolge van het plan zal verslechteren. De Afdeling ziet hierin, gezien de aard en omvang van de activiteit, de stedelijke omgeving waarin het plangebied is gelegen en de afstand tot de woning van [appellante sub 2 A], onvoldoende aanleiding een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang aan te nemen.

    De conclusie is dat [appellante sub 2 A] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zodat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro, geen beroep kan instellen. Het beroep van [appellanten sub 2], voor zover dat is ingesteld door [appellante sub 2 A], is dan ook niet-ontvankelijk.

    2.2. Het plan heeft betrekking op een deel van het Haarlemmerplein in de binnenstad van Amsterdam en maakt een complex met woningen, commerciële ruimten en een ondergrondse parkeergarage mogelijk.

    2.3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2 B] betogen dat het plan niet op de juiste wijze tot stand...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT