Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 2 de Julio de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 2 de Julio de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16-711770-09 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juli 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1958] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres].

Raadsman: mr. L.C. de Jong, advocaat te Woerden.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 15 juni 2010 en 18 juni 2010, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk van oplichting van banken en/of hypotheekverstrekkers en/of personen;

Feit 2: in vereniging diverse banken en/of hypotheekverstrekkers heeft opgelicht;

Feit 3: in vereniging diverse malen valsheid in geschrift heeft gepleegd;

Feit 4: medeplegen van witwassen van een totaalbedrag van € 61.700,-.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.

De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat verdachte gedurende de periode van oktober 2008 tot en met mei 2009 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Hij heeft twee panden op zijn naam laten zetten, stapels met formulieren ondertekend en bijeenkomsten bijgewoond teneinde hypotheekfraude te bewerkstelligen.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte binnen een korte periode twee woningen heeft gekocht waarbij gebruik is gemaakt van een valse werkgeversverklaring en valse loonstroken, terwijl verdachte wist dat dit voor hem als langdurig arbeidsongeschikte niet mogelijk was.

Verdachte heeft de valse facturen van [bedrijf 2] die onder 3 in de tenlastelegging worden genoemd authenticiteit verschaft door deze te ondertekenen. Ten aanzien van de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie dient het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te worden verklaard, te weten het gebruiken van deze valse geschriften bij het aangaan van de hypotheken.

Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde wist verdachte dat een bedrag van ruim

€ 60.000,- dat hij in november 2008 op zijn bankrekening heeft gehad frauduleus verkregen geld betrof.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat verdachte van de feiten 1 tot en met 4 dient te worden vrijgesproken.

Met betrekking tot feit 1 staat volgens de raadsman niet vast dat sprake was van een criminele organisatie aangezien niet is gebleken van enige structuur van een dergelijke organisatie. Volgens de raadsman is misbruik gemaakt van verdachte.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft verdachte erop vertrouwd dat [medeverdachte] alles zou regelen met betrekking tot de panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats]. Verdachte moest van [medeverdachte] stapels met formulieren ondertekenen. Verdachte heeft geen hypotheekverstrekkers willen oplichten. Hij heeft de panden willen kopen om erin te gaan wonen en om geld te verdienen met de verhuur van een pand.

Voorts heeft de raadsman ten aanzien van feit 3 betoogd dat verdachte vindt dat niet hij maar [medeverdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte heeft zelf geen stukken vervalst of opzettelijk gebruik gemaakt van een vervalst geschrift. Hij heeft ook geen vervalst stuk afgeleverd.

De raadsman heeft met betrekking tot feit 4 aangevoerd dat verdachte niet wist dat de gelden die op zijn bankrekening werden bijgeschreven uit misdrijf afkomstig waren. Evenmin is gebleken dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat dit het geval was. Bovendien heeft verdachte het geldbedrag van € 10.000,- niet voorhanden gehad, aldus de raadsman.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bewijsmiddelen

Feit 1: criminele organisatie

Feit 2: oplichtingen

Feit 3: valsheid in geschrift

Zaaksdossier 3 ([adres] te [plaats])

Zaaksdossier 4 ([adres] te [plaats])

In het dossier bevinden zich de volgende documenten:

- een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 3] met een bruto jaarsalaris van € 58.632,- ;

- een salarisspecificatie van [bedrijf 3] van de maand juli 2008, betreffende inkomen van [verdachte] van € 4.200,- bruto per maand ;

- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 22.610,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;

- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 42.840 met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;

- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 56.822,50 met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;

- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 13.685,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;

- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 43.435,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;

- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 26.775,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] .

In de aangifte van [B] namens de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT