Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 20 de Julio de 2010
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 20 de Julio de 2010 |
Uitgevende instantie: | Court of Appeal of Arnhem (Netherlands) |
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.026.179
(zaaknummer rechtbank 293.715 CV EXPL 3/09)
arrest van de vijfde civiele kamer van 20 juli 2010
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Arbodienst Drienerlo B.V., handelende onder de naam Arbodienst Drienerlo B.V. Santar,
gevestigd te Enschede,
appellante,
advocaat: mr. A.J.E. Riemslag,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.J. van der Vaart.
-
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep.
Na zijn tussenarrest van 12 januari 2010, waarbij het hof de zaak heeft verwezen naar de roldatum van 9 februari 2010 voor het nemen van akte door [geïntimeerde], heeft [geïntimeerde] op die datum bij akte inlichtingen verstrekt. Santar heeft vervolgens een antwoordakte genomen.
Daarna is andermaal arrest gevraagd.
-
De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 Het hof roept in herinnering dat het ambtshalve moet toetsen of [geïntimeerde] bij zijn in eerste aanleg ingestelde vordering in hoger beroep (nog) voldoende spoedeisend belang heeft. Het hof heeft in het tussenarrest reeds beslist dat, nu de kantonrechter bij beschikking van 30 januari 2009 de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden, [geïntimeerde] al in zoverre geen spoedeisend belang meer heeft bij zijn vordering om hem toe te laten tot de bedongen werkzaamheden. Terecht heeft de kantonrechter de vordering in zoverre afgewezen (onder 5.4 van het dictum). Ondanks de daartoe bij het tussenarrest geboden mogelijkheid heeft [geïntimeerde] het spoedeisend belang bij de gevorderde vergoeding van opleidingskosten niet gesteld of toegelicht. In zoverre heeft het hof het vereiste spoedeisend belang niet kunnen vaststellen.
2.2 Wat betreft de geldvordering van € 303.000,- heeft [geïntimeerde] als spoedeisend belang aangevoerd dat hij voorzieningen moet treffen voor de achteruitgang in salaris na zijn terugtreden als statutair directeur. Vaststaat dat het gevorderde bedrag van € 303.000,- dat nu door de kantonrechter in kort geding is toegewezen, het zelfde bedrag betreft dat de arbitragecommissie bij haar overgelegde beslissing van 29 augustus 2008 al aan [geïntimeerde] had toegewezen.
Vaststaat ook dat [geïntimeerde] het vonnis van de arbitragecommissie niet ten uitvoer heeft gelegd volgens artikel 1062 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. [geïntimeerde]
maakt in zijn akte verstrekken van inlichtingen niet duidelijk om welke reden hij heeft...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT