Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 23 de Noviembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Noviembre de 2010
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 23 november 2010

Zaaknummer 200.024.006/01

HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Nevenzittingsplaats Leeuwarden

Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,

hierna te noemen: [appellant],

advocaat: mr. L.P.A. Zwijnenberg, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,

tegen

[geïntimeerde] Raadgevende Ingenieurs [vestigingsplaats] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,

hierna te noemen: [geïntimeerde],

advocaat: mr. B.S. Friedberg, kantoorhoudende te Amsterdam.

Het geding in eerste instantie

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 7 augustus 2002, 18 september 2002, 5 oktober 2005, de rolbeslissingen van 12 september 2007, 19 september 2007 en 26 maart 2008, alsmede het vonnis van 29 oktober 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.

Het geding in hoger beroep

Bij exploot van 28 januari 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen van 7 augustus 2002 en 5 oktober 2005, tegen de rolbeschikkingen van 12 september 2007 en 26 maart 2008, alsmede tegen het vonnis van 29 oktober 2008 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 24 februari 2009.

De conclusie van de memorie van grieven luidt:

de vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 oktober 2005, 12 september 2007, 26 maart 2008 en 29 oktober 2008 te vernietigen en alsnog de vorderingen in prima van appellant volledig toe te wijzen en de vorderingen van geïntimeerde, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure in beide instanties.

Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:

om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, appellant in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen van appellant af te wijzen en de vonnissen van de rechtbank te Zwolle-Lelystad d.d. 7 augustus 2002, 5 oktober 2005, 12 september 2007, 26 maart 2008 en 29 oktober 2008, allen met rolnummer 75204/HA ZA 02-392 te bekrachtigen, met veroordeling van appellant in de kosten van alle procedures in beide instanties.

Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

De grieven

[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.

Ontvankelijkheid

De twee door [appellant] opgeworpen grieven zijn, mede gelezen de toelichting daarop, gericht tegen de vonnissen van 5 oktober 2005 en 29 oktober 2008. Tegen de overige in de appeldagvaarding genoemde vonnissen en rolbeslissingen zijn geen grieven ontwikkeld zodat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 7 augustus 2002 en tegen de rolbeschikkingen van 12 september 2007 en 26 maart 2008.

De beoordeling

  1. De feiten

    1.1. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 5 oktober 2005 in rechtsoverweging 1 (1.1. t/m 1.4.) een aantal feiten vastgesteld. Tegen die vaststelling zijn, behoudens grief I ten dele, geen grieven gericht noch zijn daartegen anderszins bezwaren gebleken. Het hof zal met inachtneming van zijn overwegingen ten aanzien van grief I (zie onder is 2) ook van de door de rechtbank vastgestelde feiten uitgaan.

    1.2. Grief I bestaat uit drie onderdelen waarvan het eerste onderdeel is gericht tegen rechtsoverweging 1.3. van het tussenvonnis van 5 oktober 2005 waarin de rechtbank vaststelt dat [appellant] - nadat in het najaar van 2001 de bouw was stilgelegd - zich tot [geïntimeerde] heeft gericht voor advies. In het eerste deel van grief I wordt betoogd dat die vaststelling onjuist is. Het hof zal zich, bij de vaststaande feiten, niet in de hier bestreden zin uitlaten, zodat in dit opzicht het belang aan de grief is komen te vervallen.

    1.3. De door de rechtbank vastgesteld feiten, alsmede hetgeen in hoger beroepverder is komen vast te staan, laten zich als volgt weergeven.

    1.4. De vraag of [appellant] jegens [geïntimeerde] gehouden is de rekening van 2 juli 2002 te voldoen, komt, na de beoordeling van grief II, bij de beoordeling van grief I voor het overige aan de orde.

    1.5. [appellant] heeft begin 2001 voor zijn woonhuis staande aan de [adres] architect Wiebe Hofman (hierna: de architect) opdracht gegeven een ontwerp te maken voor onder meer een aanbouw met kelder. Dit heeft geleid tot een verzoek aan aannemersbedrijf Van Leeuwen een raming van de kosten te maken.

    1.6. Daarop is overleg gevoerd met constructeur [geïntimeerde], waarop deze per adres van de architect op 22 februari 2001 een offerte aan [appellant] heeft uitgebracht met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT