Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 14 de Junio de 2011

Datum uitspraak14 de Junio de 2011
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

14 juni 2011

Strafkamer

nr. 10/01604

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 oktober 2009, nummer 23/006969-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam of verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde, met inachtneming van het oordeel van de Hoge Raad, op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Bewezenverklaring en relevante overwegingen van het Hof

2.1. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

"hij op tijdstippen in de periode van 26 februari 2006 tot en met 14 juni 2006 in Nederland, telkens opzettelijk, de eer en de goede naam van [deJ.] en [M.W.] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij, verdachte, telkens met voormeld doel via de televisie (in het televisieprogramma "De Woestijnruiters") en in een interview met een landelijk dagblad ("NRC Handelsblad") zakelijk weergegeven - medegedeeld: "dat [deJ.] de moordenaar is van [slachtoffer]" en heeft hij via de televisie (in het televisieprogramma "De Woestijnruiters ") medegedeeld dat [M.W.] die [deJ.] een vals alibi heeft verschaft.

en

hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2006 tot en met 22 december 2006 in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk door middel van verspreiding van geschriften, de eer en de goede naam van [deJ.] en [M.W.] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij, verdachte, telkens met voormeld doel via het internet (zijn weblog) en het geschrift: "Oordeel Zelf!" zakelijk weergegeven - medegedeeld: "dat [deJ.] de moordenaar is van [slachtoffer]" en dat [M.W.] die [deJ.] een vals alibi heeft verschaft."

2.2. Het Hof heeft in het bestreden arrest - met inbegrip van hier niet overgenomen voetnoten - onder meer het volgende overwogen:

- ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie:

"Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

(...)

Samenloop met de civielrechtelijke procedure

De raadsman van de verdachte heeft verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren omdat, kort gezegd, de eerdere civiele veroordelingen van de verdachte aan strafrechtelijke vervolging in de weg staan. Deze stelling valt, zoals blijkt uit de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde pleitnota, in enkele onderdelen uiteen.

Allereerst is de vraag aan de orde of een strafrechtelijke veroordeling onder deze omstandigheden een, zoals de verdediging dit noemt, "dubbele sanctionering" of een "tweede aansprakelijkstelling" zou inhouden.

Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat het opportuniteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in het algemeen een ruime beoordelings- en beleidsvrijheid voor het openbaar ministerie inhoudt. Binnen de grenzen die de strafwet daaraan stelt is het aan de officier van justitie om te bepalen of deze in een concreet geval tot vervolging overgaat.

Onder omstandigheden kunnen voorts algemene rechtsbeginselen, al dan niet ontleend aan internationale verdragen, of beginselen van behoorlijk bestuur aan het vervolgingsrecht van het openbaar ministerie in de weg staan.

Meer in het bijzonder kan naar het oordeel van het hof in sommige gevallen, waarin sprake is van twee trajecten van rechtshandhaving door de overheid, op grond van de wet of algemene rechtsbeginselen een vervolgingsbeletsel ontstaan. Een voorbeeld van een wettelijk beletsel is de in 1998 in artikel 69a van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen opgenomen una via-bepaling. Daarnaast kan voorafgaand handhavend optreden door overheden op grond van hun eigendomsrecht of met toepassing van bestuursrechtelijke bevoegdheden onder omstandigheden de vraag opwerpen of er nog ruimte bestaat voor strafrechtelijke vervolging. Op grond van vaste rechtspraak zal een dergelijke vraag overigens niet snel negatief worden beantwoord.

De raadsman heeft in zijn pleidooi vergelijkingen getrokken met deze problematiek van rechtshandhaving via twee wegen. Naar het oordeel van het hof is in de zaak van de verdachte van dergelijke problematiek echter geen sprake. De civiele rechter heeft weliswaar bepaald dat de uitlatingen van de verdachte jegens de aangevers onrechtmatig zijn, maar er is geen sprake van een bestuursorgaan dat of van een overheid die in handhavende zin is opgetreden. Een beslissing van de civiele rechter kan niet als een daarmee te vergelijken vorm van handhavend overheidsoptreden worden beschouwd.

Aan de verdediging kan worden toegegeven dat de maatschappelijke en praktische effecten van de uitspraken van de civiele rechter deels eenzelfde karakter kunnen hebben als die van een strafrechtelijke veroordeling en dat betrokkenen in dergelijke procedures dit kunnen ervaren als een vorm van dubbele bestraffing.

Dat betekent echter nog niet dat een strafzaak na een uitspraak van de civiele rechter in het algemeen geen doel meer zou dienen en geen aanvullend maatschappelijk effect meer zou hebben.

Naar het oordeel van het hof blijkt dit ook uit het sanctiearsenaal dat de strafrechter ter beschikking staat. Van een algemeen vervolgingsbeletsel als gevolg van een uitspraak van de civiele rechter over eenzelfde gedraging is dus geen sprake.

Artikel 68 Sr, dat kort gezegd dubbele strafvervolging verbiedt, geeft naar het oordeel van het hof evenmin aanknopingspunten om te komen tot de door de verdediging bepleite conclusie. De stelling van de verdediging dat deze bepaling is gebaseerd op een rechtsbeginsel van algemenere aard dat dubbele punitieve reacties moeten worden voorkomen, is juist. Omgekeerd is het echter niet mogelijk om met toepassing van artikel 68 Sr dit algemene rechtsbeginsel, naar aanleiding van een uitspraak van de civiele rechter, in een individuele strafzaak te betrekken. Daaraan staan de bewoordingen van deze bepaling uitdrukkelijk in de weg.

De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de omstandigheid dat smaad een klachtdelict is, meebrengt dat de ruimte voor vervolging kritisch moet worden bezien. De bescherming van de openbare rechtsorde zou hierbij, aldus de verdediging, in veel mindere mate een rol spelen dan bij delicten waarbij ambtshalve kan worden vervolgd.

Naar het oordeel van het hof is dit standpunt gebaseerd op een onjuiste uitleg van het rechtskarakter van de strafrechtelijke klacht. De klacht is een aangifte waarvan een verzoek tot vervolging onderdeel is. Deze definitie is opgenomen in artikel 164, eerste lid, Sv.

De essentie van het klachtvereiste is dat het de benadeelde bescherming biedt tegen de overheid die tot vervolging wil overgaan. De wens dat er vervolging plaatsvindt, kan bij de benadeelde ontbreken, omdat deze de last van een strafrechtelijke procedure zwaarder vindt wegen dan het nadeel dat hij ondervindt door het handelen van een verdachte. Hij wordt dan gevrijwaard van deze last als hij afziet van het doen van een klacht.

De openbare rechtsorde wordt dus bij een klachtdelict op andere wijze betrokken bij de vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie, namelijk door een wettelijk verbod tot vervolging als de benadeelde zijn private belang zwaarder laat wegen. Echter, waar het gaat om de doelen van strafrechtelijke handhaving spelen belangen van normhandhaving en preventie geen andere rol dan bij niet-klachtdelicten. De morele integriteit, die het beschermde belang vormt bij de beledigingsdelicten, maakt niet op een andere of beperktere wijze deel uit van onze openbare rechtsorde dan de lichamelijke integriteit of de integriteit van eigendom.

Nu er in de zaak van de verdachte een klacht is gedaan, heeft het openbaar ministerie vrijgestaan, om, als naar zijn oordeel de openbare rechtsorde in het geding was, vervolging in te stellen.

Op grond van de voorgaande overwegingen is het hof van oordeel dat er geen absolute beletselen zijn die aan het openbaar ministerie het recht tot vervolging ontnemen.

De omstandigheid dat het hierbij gaat om een zaak waarin de vrijheid van meningsuiting de kern van de te beoordelen rechtsvragen uitmaakt, maakt dit niet anders.

Het hof voegt in dit verband aan de voorgaande overwegingen nog toe dat, tegen de achtergrond van de Europese jurisprudentie, met name de proportionaliteit van de strafrechtelijke sanctie ten opzichte van de strafbare handelingen van de verdachte ter beoordeling zal staan.

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij meermalen de aangever in woord en geschrift heeft aangewezen als de moordenaar van [slachtoffer], terwijl voor deze moord een andere persoon door de rechter is veroordeeld. Aangever is een burger die buiten het strafrechtelijk onderzoek naar deze moord geen publieke bekendheid is.

Daargelaten de vraag of onder omstandigheden de vrijheid van meningsuiting van een verdachte het vervolgingsrecht in een smaadzaak zou kunnen doen vervallen, kan onder deze omstandigheden en gelet op de inhoud van hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, naar het oordeel van het hof niet worden geoordeeld dat het openbaar ministerie in redelijkheid niet had kunnen besluiten om tot vervolging over te gaan en daarin te persisteren.

Het openbaar ministerie wordt derhalve ontvankelijk geacht in de vervolging van de verdachte.

(...)"

- ten aanzien van de feiten:

"De feiten waarvan het hof uitgaat.

- De verdachte was in 2006 een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT