Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 13 de Enero de 2011
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 13 de Enero de 2011 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank 's-Gravenhage |
RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Assen
Sector Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 10/43442 en 10/44492
Uitspraak van 13 januari 2011 op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[...],
geboren 1975,
van Soedanese nationaliteit,
IND-dossiernummer: [...],
V-nummer: [...],
thans verblijvende in het uitzetcentrum Schiphol,
eiser,
gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen,
tegen
de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. R. Jonkman,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2010 is eiser op de voet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 23 september 2010 heeft de rechtbank laatstelijk geoordeeld dat de voortduring en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig zijn.
Eiser heeft op 20 december 2010 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij is verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft op 27 december 2010 beroep ingesteld tegen het door verweerder op 15 december 2010 genomen besluit tot verlenging van de bewaringstermijn.
De beroepen zijn behandeld ter openbare zitting van 6 januari 2011. Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Overwegingen
De rechtbank stelt allereerst vast dat namens eiser op 20 december 2010 beroep is ingesteld tegen de voortduring van de bewaring. Tevens stelt de rechtbank vast dat namens eiser nadien, op 27 december 2010, beroep is ingesteld tegen het op die datum door verweerder genomen besluit tot verlenging van de maatregel van bewaring met twaalf maanden, ingaande 19 juli 2010. Eiser heeft naar voren gebracht dat het besluit van 15 december 2010 geen wettelijke grondslag heeft, zodat het besluit onbevoegd is genomen.
De rechtbank overweegt dat, nu de Vw 2000 niet voorziet in een expliciete regeling van het verlengingsbesluit, dit besluit aangemerkt moet worden als zijnde gebaseerd op artikel 59 van de Vw 2000 en betrekking heeft op de voortduring van de bewaring. In de systematiek van de Vw 2000 heeft dit verlengingsbesluit geen andere juridische waarde dan dat verweerder aangeeft de bewaring, na afweging van alle belangen, te laten voortduren. De rechtbank merkt het beroep tegen het verlengingsbesluit dan ook aan als een vervolgberoep, nu dit zich in feite richt tegen de in het verlengingsbesluit neergelegde voortduring van de bewaring. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het vorenstaande mee dat er geen hoger beroep openstaat tegen het oordeel van de rechtbank over dit als vervolgberoep geduide beroep tegen het verlengingsbesluit.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of eiser belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van dit beroep. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend nu er reeds een beroep ter toetsing voorligt waarin de rechtmatigheid van de inbewaringstelling en...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT