Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Rotterdam, 12 de Enero de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Enero de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummer: 342177 / HA ZA 09-3200

Uitspraak: 12 januari 2011

VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:

  1. [eiser sub 1],

  2. [eiser sub 2],

    beiden wonende te Rotterdam,

    advocaat mr. B.E. Volker,

    eisers,

    - tegen -

  3. [gedaagde sub 1],

    wonende te Rotterdam,

    advocaat mr. L.B. van Luijn,

  4. [gedaagde sub 2],

    wonende te Rotterdam,

  5. [gedaagde sub 3],

    wonende te Rotterdam,

  6. [gedaagde sub 4],

    wonende te Poortugaal,

  7. [gedaagde sub 5],

    wonende te Capelle aan den IJssel,

  8. [gedaagde sub 6],

    wonende te Oud-Beijerland,

    advocaat mr. A.M. Berkhout,

    gedaagden.

    Partijen worden hierna aangeduid als "[eisers]", "[gedaagde sub 1]" (gedaagde 1) en "[gedaagden sub 2 t/m 6]" (gedaagden 2 t/m 6).

    1 Het verloop van het geding

    De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

    - dagvaarding d.d. 17 augustus 2009 met producties;

    - vonnis van deze rechtbank d.d. 24 maart 2010 in het vrijwaringsincident, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;

    - conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van [gedaagde sub 1];

    - conclusie van antwoord van [gedaagden sub 2 t/m 6];

    - conclusie van repliek (in conventie), tevens akte wijziging van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;

    - conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie van [gedaagde sub 1];

    - conclusie van dupliek van [gedaagden sub 2 t/m 6], met producties;

    - conclusie van dupliek in reconventie, met productie;

    - akte uitlating producties van [eisers] in het geding tegen [gedaagden sub 2 t/m 6]

    2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie

    2.1 In de periode hier van belang had [gedaagde sub 1] een affectieve relatie met [X]. Zij waren niet getrouwd. [gedaagden sub 2 t/m 6] zijn de kinderen van [X] uit een eerder huwelijk.

    2.2 Op 16 oktober 2008 is een koopovereenkomst tot stand gekomen inzake de (ver)koop van een woonhuis van [eisers] aan de [adres]. De desbetreffende koopakte vermeldt als kopers [gedaagde sub 1] en [X], die beiden de koopakte hebben ondertekend. De koopprijs bedraagt € 450.000,=. De koopakte voorziet in een hoofdelijke verbondenheid van [gedaagde sub 1] en [X]. Als beoogde leveringsdatum vermeldt de akte 1 februari 2009, welke datum op een later moment is gewijzigd in 30 januari 2009. De akte bevat geen ontbindende voorwaarden in verband met het verkrijgen van financiering door de kopers noch in geval van overlijden.

    2.3 Op 26 januari 2009 heeft [X] zich van het leven beroofd.

    2.4 Op 27 januari 2009 heeft [eisers] contact met [gedaagde sub 1] opgenomen met de vraag of [X] voorzien had in een testament. Op diezelfde dag heeft de notaris te wiens overstaan de levering van de woning zou plaatsvinden [gedaagden sub 2 t/m 6] gevraagd naar zijn kantoor te komen in verband met die beoogde levering.

    2.5 Op 30 januari 2009 heeft de levering van de woning niet plaatsgevonden.

    2.6 Bij brief van 30 januari 2009 heeft [eisers] in verband met het niet afnemen van de woning [gedaagde sub 1] in gebreke gesteld, waarbij haar een termijn voor nakoming tot 5 februari 2009 is gegeven.

    2.7 [gedaagden sub 2 t/m 6] zijn de erfgenamen van [X]. Een notariële verklaring van erfrecht vermeldt dat zij de nalatenschap op 17 maart 2009 beneficiair hebben aanvaard.

    2.8 In maart 2009 heeft [eisers] de woning opnieuw te koop gezet.

    2.9 Bij brief van 13 mei 2009 heeft de notaris mr. Oudhof namens [gedaagden sub 2 t/m 6] aan [eisers] laten weten dat [gedaagden sub 2 t/m 6] niet in staat zijn de woning af te nemen.

    2.10 Bij brief van 17 juni 2009 heeft [eisers] aan [gedaagde sub 1] en aan [gedaagden sub 2 t/m 6] laten weten dat op de woning een bod is gedaan van € 400.000,= en dat [eisers] voornemens is dit bod te accepteren tenzij [gedaagde sub 1] en/of [gedaagden sub 2 t/m 6] laten weten een hoger bod te willen doen. [gedaagde sub 1] noch [gedaagden sub 2 t/m 6] hebben op deze brief gereageerd.

    2.11 Bij brief van 19 juni 2009 heeft [eisers] de in 2.2 bedoelde koopovereenkomst ontbonden.

    2.12 Bij beschikking van 18 januari 2010 heeft deze rechtbank mr. M.C.G. Stut en mr. D.M. Oudhof benoemd tot vereffenaars over de nalatenschap van [X].

    3 De vordering (in conventie)

    De gewijzigde vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 2 t/m 6] hoofdelijk, althans gedaagden ieder voor zich, te veroordelen

  9. tot betaling van € 71.652,36 bij wijze van schadevergoeding, met rente;

  10. tot betaling van kosten voor juridische bijstand tot een bedrag van € 20.039,20;

  11. tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot € 1.788,=;

  12. in de proceskosten.

    Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eisers] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:

    3.1 Op grond van de in 2.2 bedoelde overeenkomst waren [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 2 t/m 6] (die laatsten als rechtsopvolgers onder algemene titel van [X]) gehouden de woning op 30 januari 2009 af te nemen. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagden sub 2 t/m 6] hebben laten weten de woning niet af te nemen. Zij zijn dus tekort geschoten in de nakoming van hun verplichting. [eisers] was bevoegd de overeenkomst vanwege deze tekortkoming te ontbinden.

    3.2 [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 2 t/m 6] zijn gehouden de schade van [eisers] te vergoeden. Die schade bestaat uit het verschil tussen de oorspronkelijke koopprijs (€ 450.000,=) en de uiteindelijk gerealiseerde koopprijs (€ 400.000,=). Verder bestaat de schade uit diverse kostenposten in verband met de omstandigheid dat de woning pas later overgedragen is, waaronder hypotheeklasten, kosten van publieke voorzieningen en onderhoudskosten.

    3.3 Voorts heeft [eisers] tot het onder 3 genoemde bedrag kosten voor juridische bijstand moeten maken. Die kosten moeten [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 2 t/m 6] vergoeden.

    3.4 [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 2 t/m 6] zijn gehouden de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 1.788,= te vergoeden.

    4 Het verweer (in conventie)

    Het verweer van zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagden sub 2 t/m 6] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd:

    [gedaagde sub 1]

    4.1 [gedaagde sub 1] is geen partij bij de in 2.1 bedoelde overeenkomst. [X] is op eigen initiatief en zonder betrokkenheid van [gedaagde sub 1] met [eisers] gaan onderhandelen over de aankoop van de woning. Hij heeft op enig moment [gedaagde sub 1] laten weten dat hij een huis voor hen samen had gekocht, waarna [gedaagde sub 1] op zijn aandringen de koopakte mede heeft ondertekend. Het was altijd de bedoeling dat alleen [X] de koopprijs (contant) zou betalen, hetgeen hij ook tegen de makelaar van [eisers] heeft gezegd. [eisers] was daarvan op de hoogte, nu hij een vaste bezoeker was van het door [X] geëxploiteerde café.

    4.2 Op het moment van het overlijden van [X] is de overeenkomst teniet gegaan, nu nakoming van die overeenkomst als gevolg van dat overlijden onmogelijk is geworden. In praktische zin, nu [gedaagde sub 1] de koopsom niet zou kunnen betalen. In morele zin, nu van [gedaagde sub 1] niet gevergd kan worden het huis te gaan bewonen dat [X] voor hun gezamenlijke bewoning had gekocht.

    4.3 Voorts geldt dat de niet-nakoming niet aan [gedaagde sub 1] kan worden toegerekend. Haar kan geen verwijt worden gemaakt van het feit dat zij psychiatrisch patiënt is, noch van de omstandigheden die [X] aanleiding hebben gegeven suïcide te plegen.

    4.4 Ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst waren de geestvermogens van [gedaagde sub 1] gestoord, zodat zij niet in staat was haar belangen te waarderen. De rechtshandeling is onder invloed daarvan tot stand gekomen. Zij heeft niet de wil gehad de rechtshandeling te verrichten. De rechtshandeling is voor [gedaagde sub 1] nadelig. Om deze reden is de overeenkomst vernietigbaar.

    4.5 De suïcide van [X] levert onvoorziene omstandigheden op die meebrengen dat [eisers] ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mochten verwachten.

    4.6 Gelet op de psychische gesteldheid van [gedaagde sub 1] is het voorts naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar haar aan de overeenkomst te houden.

    4.7 [eisers] zelf heeft altijd [X] als enige contractspartij beschouwd. Hij heeft daarom het recht verwerkt [gedaagde sub 1] te kunnen aanspreken.

    4.8 De schadeberekening van [eisers] deugt niet. Niet gebleken is dat zij daadwerkelijk € 50.000,= minder voor de woning hebben gekregen. Als dat al zo is, zijn zij te snel met deze lagere prijs akkoord gegaan. Andere kostenposten zijn onvoldoende onderbouwd of hebben betrekking op een heel jaar, terwijl ten aanzien van de hypotheeklasten geen rekening is gehouden met de teruggave door de Belastingdienst.

    4.9 [eisers] heeft voorts eigen schuld aan de schade door akkoord te gaan met het schrappen uit de (standaard-)koopakte van de bepaling inzake de waarborgsom.

    4.10 Aanleiding bestaat een eventuele schadevergoeding te matigen.

    [gedaagden sub 2 t/m 6]

    4.11 [eisers] is niet-ontvankelijk in zijn vordering. De door de rechtbank benoemde vereffenaars hadden gedagvaard moeten worden.

    4.12 Bij de overeenkomst was ook [gedaagde sub 1] partij, zodat van haar verwacht had mogen worden de woning af te nemen. Nu zij dat niet heeft gedaan en aldus schade voor [eisers] is ontstaan, behoort die schade uitsluitend voor rekening van [gedaagde sub 1] te komen.

    4.13 [gedaagden sub 2 t/m 6] bevinden zich in een overmachtsituatie. Op het moment van de beoogde levering van de woning hadden zij nog geen gelegenheid gehad financiering voor het pand te verkrijgen, gelet op het feit dat [X] pas zeer kort tevoren was overleden. Bovendien konden zij niet afnemen omdat zij zich nog bevonden in de periode van beraad als bedoeld in artikel 4:185 BW, gedurende welke periode zij nog niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT