Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 1 de Febrero de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Febrero de 2011
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector handel

Zaaknummer: 105.006.079/01

Zaak-/rolnummer rechtbank: 240018 / HAZA 05-1112 (DH)

Arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 1 februari 2011

inzake

AUTOMOBIELBEDRIJF [X] B.V.,

gevestigd te [plaats],

appellante,

hierna te noemen: [X],

advocaat: mr. P.A.J.M. Lodestijn te Plasmolen,

tegen

AUTOPALACE-DE BINCKHORST B.V.,

gevestigd te ’s-Gravenhage,

geïntimeerde,

hierna te noemen: De Binckhorst,

advocaat: mr. L.M. Bruins te ’s-Gravenhage.

Het geding

Voor de loop van het geding tot dan toe verwijst het hof naar zijn tussenarrest van 16 februari 2010 en het proces-verbaal van de in dat arrest bevolen en op 31 maart 2010 gehouden comparitie van partijen. [X] heeft van de haar geboden gelegenheid een akte na comparitie te nemen geen gebruik gemaakt. De Binckhorst heeft vervolgens een antwoordakte na comparitie, met producties, genomen. Ten slotte heeft De Binckhorst, onder overlegging van het procesdossier, arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

  1. De door de rechtbank in rechtsoverweging 1.1 t/m 1.10 van voormeld vonnis vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet bestreden, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Op grond van deze feiten en hetgeen overigens onweersproken naar voren is gebracht, staat het navolgende vast.

    1.1 De Binckhorst is importeur en distributeur van het automerk Mazda. [X] is sinds 1972 dealer van deze auto’s geweest op basis van een met De Binckhorst gesloten dealerovereenkomst, laatstelijk voor onbepaalde tijd vernieuwd op 10 mei 1996 (hierna: de overeenkomst).

    De overeenkomst verschafte [X] het exclusieve recht om de door De Binckhorst geïmporteerde Mazda’s binnen het rayon gelegen tussen [plaats] en Hengelo te verkopen. Daartegenover was het [X] uitsluitend toegestaan nieuwe auto’s van een ander merk te verkopen indien aan de in de overeenkomst (conform Verordening (EG) nr. 1475/95 van de Commissie van 28 juni 1995 betreffende de toepassing van artikel 85,lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen, hierna Vo 1475/95) opgenomen voorwaarden voor separatie van bedrijfsvoering en verkoopruimten van de merken zou zijn voldaan. Op grond van de overeenkomst geldt een opzegtermijn van twee jaar, tenzij de andere partij tekort is geschoten in de nakoming van een wezenlijke verbintenis uit de overeenkomst.

    1.2 Bij brief van 21 oktober 1998 heeft De Binckhorst de dealerovereenkomst met [X] opgezegd tegen 31 oktober 2000 vanwege tegenvallende verkoopresultaten. [X] heeft niet geprotesteerd tegen deze opzegging.

    1.3 Bij brief van 17 december 1998 heeft [X] De Binckhorst meegedeeld dat de nog op te richten besloten vennootschap Autocenter [X] B.V. (hierna: [X] B.V.) vanaf 1 januari 1999 vanuit haar, [X]s, bedrijfsruimte het dealerschap voor het automerk Daewoo zal gaan voeren en dat daarbij alle voorwaarden ter separering van de merken in acht genomen zullen worden.

    1.4 Bij brief van 23 december 1998 heeft De Binckhorst [X] meegedeeld dat zolang niet kan worden vastgesteld of is voldaan aan de voorwaarden voor afscheiding van merken het [X] niet is toegestaan uitvoering te geven aan haar plannen.

    1.5 Bij brief van 6 januari 1999 heeft De Binckhorst de dealerovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd om reden dat [X] niet zou hebben voldaan aan de contractuele eisen voor het hanteren van afzonderlijke verkoopruimten.

    1.6 Bij brief van 7 januari 1999 heeft [X] De Binckhorst gesommeerd deze (laatste) opzegging met onmiddellijke ingang ongedaan te maken, waaraan De Binckhorst geen gevolg heeft gegeven.

    1.7 Bij brief van 29 januari 1999 heeft De Binckhorst alle Mazda-rijders in het rayon van [X] aangeschreven met de mededeling dat [X] met onmiddellijke ingang is gestopt met het dealerschap van Mazda in [plaats] en dat per 1 maart 1999 Autobedrijf [Y] [plaats] B.V. (hierna: [Y]) als nieuwe dealer voor Mazda zal optreden. [Y] [plaats] behoort tot de groep [Y] Autobedrijven, (tevens) houdstermaatschappij van de Mazda-dealers [Y]-Ede en [Y]-Bemmel.

    1.8 Bij brief van 5 februari 1999 heeft De Binckhorst aan voornoemde Mazda-rijders laten weten dat de aankondiging in de brief van 29 januari 1999 dat [X] met onmiddellijke ingang stopt met het dealerschap op een misverstand berust en dat [X] tot nader bericht haar Mazda-activiteiten op gebruikelijke wijze blijft uitoefenen.

    1.9 Bij vonnis van 9 februari 1999 heeft de president van de rechtbank Zutphen de onmiddellijke opzegging bij brief 6 januari 1999 onrechtmatig geacht en De Binckhorst veroordeeld tot nakoming jegens [X] van alle verplichtingen uit de tussen partijen geldende dealerovereenkomst van 10 mei 1996 totdat aan de overeenkomst op rechtmatige wijze een einde is gekomen. Bij arrest van 1 juni 1999 heeft het hof Arnhem dit vonnis bekrachtigd.

    1.10 Bij vonnis van 16 februari 2001 heeft de president van de rechtbank Den Haag ter zake van een tussen partijen gerezen executiegeschil geoordeeld dat niet aannemelijk is dat De Binckhorst met ondersteuning van de advertentiecampagne van [Y] in strijd heeft gehandeld met de eerdere veroordeling. Voorts heeft de president niet aannemelijk geacht dat de verkopen van nieuwe Mazda’s door [Y] [plaats] aan De Binckhorst valt toe te rekenen.

    1.11 Bij brief van 26 januari 2004 aan De Binckhorst heeft de advocaat van [X] namens [X] aanspraak gemaakt op vergoeding van de schade voortvloeiend uit en in samenhang met de onrechtmatige opzegging, de onrechtmatige publiciteit dienaangaande en de onrechtmatige schending van de rayonexclusiviteit, en de verjaring van deze vordering uitdrukkelijk gestuit. Deze schade is namens [X] bij brief van 2 augustus 2004 begroot op € 602.099,-. De Binckhorst heeft deze schadeclaim afgewezen.

  2. [X] heeft in eerste aanleg vergoeding van de door haar gestelde schade van € 602.099, - gevorderd, daartoe stellende dat De Binckhorst verwijtbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de hiervoor onder 1.11 weergegeven stellingen.

  3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opzegging van 6 januari 1999 in strijd is met hetgeen tussen partijen is overeengekomen, alsmede dat het uitsturen van de brieven van 29 januari en 5 februari 1999 als onzorgvuldig moet worden aangemerkt. De vordering tot schadevergoeding heeft de rechtbank echter afgewezen op de gronden dat

    1. niet valt in te zien dat de enkele opzegging, zonder publicitaire gevolgen, al tot de gevorderde schade heeft geleid;

    2. de door [X] gestelde rendementsdaling over twee jaar, niet als gevolg kan worden aangemerkt van de mogelijke, door de brieven van 29 januari en 5 februari 1999 ontstane, verwarring bij de klanten omtrent het dealerschap van [X];

    3. [X] geen feiten heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij de thans gevorderde schade heeft geleden als gevolg van het feit dat er gedurende een periode van tien dagen geen communicatie heeft plaatsgevonden;

    4. [X] onvoldoende concrete feiten heeft gesteld die het oordeel kunnen rechtvaardigen dat De Binckhorst met het verlenen van (financiële) ondersteuning aan [Y] onrechtmatig heeft gehandeld c.q. de rayonexclusiviteit heeft geschonden, zodat de gestelde rendementsdaling evenmin daaraan kan worden geweten.

  4. [X] heeft acht...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT