Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Rotterdam, 2 de Marzo de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 2 de Marzo de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummer: 298760 / HA ZA 08-72

Uitspraak: 2 maart 2011

VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:

1. [persoon 1],

wonende te [X],

2. [persoon 2],

wonende ter [XX],

3. [persoon 3],

wonende te [XXX],

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. H.J. Smit,

- tegen -

1. [persoon 4],

wonende te [XXXX],

2. [persoon 5],

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat mr. J.G. Princen.

Partijen worden hierna aangeduid als "[persoon 1]”, “[persoon 2]” en “[persoon 3]” (en gezamenlijk als [eisers].), respectievelijk "[persoon 4]” en “[persoon 5]”.

1 Het verloop van het geding

1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:

- dagvaarding d.d. 21 december 2007 met producties;

- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,

met producties;

- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie,

met producties;

- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie,

met producties, waarbij de vordering in reconventie sub III is ingetrokken;

- akte wijziging van eis in conventie tevens akte houdende met producties;

- de bij gelegenheid van de pleidooien door beide partijen overgelegde pleitnotities.

De rechtbank stelt vast dat [eisers]. op de rol van 24 juni 2009 hebben afgezien van het recht een conclusie van dupliek in reconventie te nemen.

1.2 Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de ter voorbereiding op de pleidooien ingekomen brieven met bijlagen van de zijde van [eisers]. d.d. 11 januari 2010, 28 oktober 2010 en 8 november 2010 en aan de zijde van [persoon 5] en [persoon 4] van een brief en een fax met bijlage(n) d.d. 7 januari 2010 en een brief met bijlagen d.d. 28 oktober 2010.

1.3 Partijen hebben hun standpunten doen bepleiten ter gelegenheid van de op

12 november 2010 gehouden pleidooien.

2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:

2.1 [persoon 6] (hierna: erflater) heeft op 23 juni 1997 bij notariële akte verleden voor notaris mr. R.P. Kroes een uiterste wilsbeschikking (testament) gemaakt, waarbij hij zijn vier kinderen (te weten [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5]), gezamenlijk en voor gelijke delen, tot zijn enige erfgenamen heeft benoemd.

Erflater heeft daarbij aan zijn echtgenote [persoon 1], een keuzelegaat vermaakt, alsmede een vruchtgebruiklegaat over de rest van de nalatenschap. Als executeur heeft erflater bij zijn testament aangewezen mr. [persoon 7] (hierna: [persoon 7]).

Het testament van erflater bevat - onder meer - de volgende bepalingen:

“(…)

IV KEUZELEGAAT

1. Ik legateer aan mijn echtgenote, [persoon 1] voornoemd, alle goederen welke tot mijn nalatenschap zullen blijken te behoren, of zovele en zodanige daarvan als zij zal verkiezen, zulks tegen inbreng in mijn nalatenschap van de waarde der verkozen goederen.

2. De waardering van de verkozen goederen geschiedt in onderling overleg.

(…)

3. De inbreng zal geschieden door schuldigerkenning aan mijn erfgenamen.

(…)

V LEGAAT VRUCHTGEBRUIK

Ik legateer voorts, af te geven, desgewenst, bij notariële akte zo spoedig mogelijk na mijn overlijden, aan mijn echtgenote het vruchtgebruik van mijn gehele nalatenschap onder de navolgende bepalingen:

(…)

11. Aan de vruchtgebruikster zullen toekomen alle vruchten die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden. Door de vruchtgebruikster zullen worden voldaan alle op de vruchten drukkende lasten alsmede de belastingen, verschuldigd over de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen, echter slechts voorzover deze tijdens de duur van het vruchtgebruik verschuldigd zullen worden, zonder dat bij de aanvang of het einde van het vruchtgebruik deswege enige verrekening zal plaatshebben.

(…)

VI ERFSTELLING EN ALGEMENE BEPALINGEN

1. Ik benoem, onder last van voorschreven legaten, tot mijn enige erfgenamen mijn kinderen, gezamenlijk en voor gelijke delen.

(…)

4. Indien een van mijn kinderen zich tegen enige bepaling van dit testament of tegen de uitvoering daarvan verzet, beperk ik het erfdeel van dat kind uitdrukkelijk tot zijn wettelijk erfdeel (legitieme portie). Het tengevolge hiervan vrijkomende gedeelte van mijn nalatenschap zal toekomen aan mijn echtgenote, die ik voor dat gedeelte alsdan tot erfgename benoem.

(…)”.

2.2 Erflater is overleden op 20 februari 2004 te [X].

2.3 Op 2 maart 2004 heeft [persoon 5] de nalatenschap van erflater aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

2.4 Bij verzoekschrift van 12 juli 2004 heeft [persoon 5] zich tot de kantonrechter te Rotterdam gewend met – onder meer – het verzoek de executeur op grond van gewichtige redenen te ontslaan. Tijdens de mondelinge behandeling door de kantonrechter hebben partijen een gedeeltelijke schikking bereikt en is de zaak aangehouden.

2.5 Bij verzoekschrift van 22 december 2004 heeft [persoon 4] zich tot de kantonrechter te Rotterdam gewend met het verzoek de executeur wegens gewichtige redenen te ontslaan.

De kantonrechter heeft partijen geadviseerd een mediator/gesprekleider te benoemen, waarmee partijen hebben ingestemd.

2.6 De kantonrechter te Rotterdam heeft uiteindelijk bij beschikking d.d. 30 oktober 2007 de verzoeken van [persoon 5] en [persoon 4] tot ontslag van de executeur afgewezen.

2.7 Bij brief van 23 augustus 2007 heeft [persoon 7] aan de erfgenamen voorgelegd een document ‘akte vaststelling deelgerechtigdheid inzake de nalatenschap van de heer [persoon 6], alsmede rekening en verantwoording executeur’. In dat document heeft [persoon 7] de inwerkingtreding van artikel VI sub 4 van het testament (hierna: de cautio socini) verwerkt en de gerechtigdheid van de deelgenoten berekend. Volgens zijn berekening zijn de deelgenoten als volgt in de nalatenschap gerechtigd:

[persoon 1] [bedrag 1] + het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap

[persoon 4] [bedrag 2]

[persoon 5] [bedrag 2]

[persoon 2] [bedrag 3]

[persoon 3] [bedrag 4].

[eisers]. kunnen zich in die berekening vinden. [persoon 5] en [persoon 4] kunnen zich daarin niet vinden en hebben hun goedkeuring aan de akte onthouden.

2.8 In verband met de nalatenschap van erflater zijn er diverse procedures bij gerechtelijke en tuchtrechtelijke instanties gevoerd.

3 De vordering in conventie

3.1 [eisers]. hebben bij inleidende dagvaarding gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I te verklaren voor recht dat de op 23 augustus 2007 door de executeur aan

de erfgenamen voorgelegde akte getiteld: “akte vaststelling deelgerechtigdheid inzake de nalatenschap van [persoon 6], alsmede rekening en verantwoording executeur” rechtens juist is;

II te verklaren voor recht dat de erfgenamen van [persoon 6] tot de nalatenschap gerechtigd zijn voor hun deel als vermeld in de hiervoor sub I bedoelde akte;

III [persoon 5] en [persoon 4] te veroordelen de door hun onrechtmatig handelen jegens [eisers]. aan [eisers]. veroorzaakte schade te vergoeden, nader op te maken bij staat;

IV [persoon 5] en [persoon 4] te veroordelen in de proceskosten van deze procedure.

3.2 Bij pleidooi hebben [eisers]. akte verzocht van een wijziging van de eis waarbij zij, daarnaar gevraagd door de rechtbank, hebben toegelicht dat in plaats van het sub I bij dagvaarding gevorderde thans wordt gevorderd dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat artikel VI sub 4 van het testament van [persoon 6] jegens [persoon 5] en [persoon 4] in vervulling is gegaan en van toepassing is. [eisers]. hebben deze akte wijziging van eis ter voorbereiding op de pleidooien bij brief van 28 oktober 2010 aan de rechtbank en aan (de advocaat van) [persoon 5] en [persoon 4] gestuurd.

3.3 [persoon 5] en [persoon 4] hebben bij pleidooi gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging. Zij merken op dat hen niet duidelijk is in hoeverre deze eiswijziging strekt. Zij voeren verder aan dat een eiswijziging eerst bij pleidooi en in dit stadium van de procedure na jaren procederen tussen erfgenamen, over het vermeende ten onrechte niet willen ondertekenen van de conceptakte vaststelling deelgerechtigdheid, niet is toegestaan. Een eerst bij pleidooi voorgestelde wijziging van eis is dusdanig laat in de procedure gedaan dat deze in strijd is met de goede procesorde. [persoon 5] en [persoon 4] stellen dat het debat tussen partijen gaat over een verklaring voor recht met betrekking tot de door [persoon 7]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT