Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 19 de Abril de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Abril de 2011
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.025.047 en HD 200.032.496

arresten van de vierde kamer van 19 april 2011

in de niet gevoegde zaken van

HD 200.025.047

RESORT ARCEN BEHEER B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

appellante,

advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,

tegen:

[X.],

[Y.],

beiden wonende te [woonplaats],

advocaat: mr. E.H.H. Schelhaas,

[Z.],

wonende te [woonplaats], Duitsland,

[A.],

[B.],

beiden wonende te [woonplaats], Duitsland,

[C.],

wonende te [woonplaats], Duitsland,

advocaat: mr. Z.M. Alaca,

geïntimeerden,

op het bij exploten van dagvaarding van 20 januari 2009 (voor wat betreft [X.] en [Y.]) resp. 21 januari 2009 (voor wat betreft de overige geïntimeerden) ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond onder nummer 74216/HA ZA 06-432 gewezen vonnis van 22 oktober 2008 tussen appellante - RAB - als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en geïntimeerden als gedaagden in conventie, tevens (wat [X.] en [Y.] betreft) eisers in reconventie.

HD 200.032.496

VERENIGING VAN EIGENAREN BUGALOWPARK RESORT ARCEN,

gevestigd te [vestigingsplaats]

appellante,

advocaat: mr. A. de Groot,

tegen:

[Z.],

wonende te [woonplaats], Duitsland,

[A.],

[B.],

beiden wonende te [woonplaats], Duitsland,

[C.],

wonende te [woonplaats], Duitsland,

advocaat: mr. Z.M. Alaca,

geïntimeerden,

op het bij exploten van dagvaarding van 21 januari 2009 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Roermond onder nummer 75295/HA ZA 06-607 gewezen vonnissen van 23 augustus 2006, 20 december 2006 en 22 oktober 2008 tussen appellante - de VvE - als eisers en geïntimeerden als gedaagden.

  1. Het geding in eerste aanleg in beide zaken

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis van 22 oktober 2008. Bij daaraan voorafgaand vonnis van 20 september 2006 in de zaak tussen RAB en geïntimeerden was de voeging gelast van beide bovengenoemde zaken.

    De aanvankelijk tevens opgeroepen gedaagde [D.] is niet nader in rechte betrokken en speelt mitsdien geen rol meer in de procedure.

  2. Het geding in hoger beroep

    Geïntimeerden [X.] en [Y.] worden hierna gezamenlijk en in enkelvoud aangeduid als [X.]. Geïntimeerden [A.] en [B.] worden hierna gezamenlijke en in enkelvoud aangeduid als [A.]. Geïntimeerden [C.], [Z.] en [A.] en worden in voorkomend geval gezamenlijk en in enkelvoud aangeduid met “[C.] c.s.”.

    In de zaak van RAB tegen [X.] en [C.] c.s.

    Bij memorie van grieven heeft RAB onder overlegging van drie producties zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd en met aanpassing van de eis zoals in eerste aanleg geformuleerd, tot betaling van de jaarlijkse beheerskosten over de jaren 2004-2008 (wat [A.] betreft: 2004 en een deel van 2005), alles zoals nader omschreven in het petitum van de memorie van grieven.

    Bij memorie van antwoord heeft [X.] de grieven bestreden.

    [C.] c.s. is in hoger beroep wel verschenen, doch zijn recht om een memorie van antwoord te nemen is vervallen verklaard.

    RAB en [X.] hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

    In de zaak van de VvE tegen [C.] c.s.

    Bij memorie van grieven heeft de VvE onder overlegging van een groot aantal producties een grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot betaling van de jaarlijkse bijdragen voor water, zuiveringslasten, cai, aanpassing van de propaangasinstallatie en administratieve kosten alles zoals nader omschreven in het petitum van de memorie van grieven.

    De advocaat van [C.] c.s. heeft een akte niet in staat genomen.

    De VvE heeft daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

  3. De gronden van het hoger beroep

    Het hof verwijst naar de memories.

  4. De beoordeling

    In beide zaken

    4.1. Bevoegdheid en toepasselijk recht

    4.1.1. Nu [C.] c.s. in Duitsland woont hebben de zaken internationale aspecten. De rechtbank heeft haar bevoegdheid vastgesteld en geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing is. Tegen dat oordeel zijn geen grieven gericht noch hebben partijen dit anderszins tot onderwerp van het debat in hoger beroep gemaakt. Daarmee gaat het hof ook in hoger beroep uit van zijn bevoegdheid en van de toepasselijkheid van Nederlands recht.

    4.2. Vaststaande feiten

    4.2.1. Resort Arcen is een vakantiepark in [vestigingsplaats]. In dat park is, naar het hof begrijpt, een basisinfrastructuur aanwezig; het hof beschrijft verderop waaruit zo’n basisinfrastructuur kan bestaan. Voorts bevindt zich in dat park een aantal “centrumvoorzieningen”, zoals een horecagelegenheid, zwembad, speeltuin, recreatieplas en zo meer.

    Op dat park bevinden zich 143 chalets en/of “woodgalows” die voor een deel gedurende het gehele jaar, voor een deel gedurende een aantal maanden in het jaar in gebruik zijn. Het hof noemt hierna deze voor verhuur bestemde chalets en woodgalows gezamenlijk: huurbungalows.

    Daarnaast bevinden zich op het park 207 villa’s die eigendom zijn van particulieren en het gehele jaar in gebruik (kunnen) zijn. Sommige particuliere eigenaren verhuren hun villa’s, andere niet. Verhuur van de villa’s loopt via [E.] Vakantieparken BV die daarvoor een vergoeding ontvangt; ook RAB ontvangt daarvoor een vergoeding.

    4.2.2. [C.] heeft zijn villa gekocht in 1993, [Z.] in 1998, [X.] in 1999 (op een veiling) en [A.] in 2003 ([A.] heeft haar villa weer verkocht in 2005).

    Tot 1 maart 2003 was het park (uitgezonderd de villa’s) eigendom van de vof Resort Arcen. In 2001/2002 zijn de centrumvoorzieningen aanzienlijk uitgebreid; de vof is failliet gegaan. Op 1 maart 2003 is de eigendom overgegaan op de Nederland Vakantie Groep BV (NVG). NVG heeft het beheer opgedragen aan haar dochter NVB, die het beheer heeft opgedragen aan RAB, een andere dochter van NVG.

    4.2.3. In de door [C.] c.s. gesloten koopovereenkomsten was een bepaling opgenomen inhoudende dat hij lid diende te worden en - zolang hij eigenaar of gerechtigde tot een van de villa’s op het park was - te blijven van een Vereniging van Eigenaren (VvE) en was voorts opgenomen dat de verplichting om lid van de VvE te worden als kettingbeding moest worden opgelegd aan volgende kopers, op straffe van een boete.

    [X.] heeft zijn villa op een executieveiling gekocht; op hem was aldus niet een verplichting komen te rusten om lid te worden van de VvE.

    [C.] c.s. heeft zijn lidmaatschap van de VvE opgezegd.

    4.2.4. In een procedure in kort geding, gevoerd tussen RAB en [X.], heeft de voorzieningenrechter uitgemaakt dat [X.] krachtens een erfdienstbaarheid bevoegd is gebruik te maken van de toegangsweg in het park naar zijn bungalow.

    4.2.5. RAB verlangt van de eigenaren van de villa’s een bijdrage in de exploitatiekosten, welke na het uitbreiden van de centrumvoorzieningen niet onaanzienlijk is verhoogd. De bijdrage voor niet-verhurende eigenaren is lager dan die voor verhurende eigenaren.

    Over de bijdrage is overeenstemming bereikt met de VvE, door wie de bijdrage ook wordt geïnd. [C.] c.s. heeft gedurende enkele jaren de bijdrage niet betaald en de VvE heeft die voorgeschoten.

    [X.] heeft evenmin de bijdrage betaald. Overigens heeft [C.] c.s. gedurende de jaren 2004-2008 wel enige bijdrage aan de VvE betaald in verband met kosten van water, zuiveringslasten en dergelijke.

    [C.] c.s. en [X.] zijn niet zonder meer bereid de door RAB gevorderde beheersvergoeding te betalen, maar hebben zich wel bereid verklaard met RAB in overleg te treden om tot afspraken over een redelijke, op hun situatie toegesneden vergoeding te komen.

    4.3. Vorderingen en beslissing rechtbank, omvang van de rechtstrijd

    4.3.1. RAB en de VvE vorderden van [C.] c.s. in eerste aanleg de contractuele boete, maar de rechtbank achtte dat niet toewijsbaar en RAB en de VvE hebben in hoger beroep expliciet aangekondigd die boete niet langer te vorderen.

    4.3.2. [X.] heeft in verband met de grens van zijn perceel een vordering in reconventie tegen RAB ingesteld; deze vordering is deels toegewezen en daartegen is geen grief gericht, zodat deze kwestie in appel geen rol meer speelt.

    4.3.3. Volgens RAB en de VvE was het opzeggen van het lidmaatschap van de VvE door [C.]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT