Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Abril de 2011

Datum uitspraak19 de Abril de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

09/6342 WWB

09/6023 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op de hoger beroepen van:

[Appellant] (hierna: appellant), wonende te [woonplaats],

tegen de uitspraken van de rechtbank Groningen van 12 november 2009, 09/274 (hierna: aangevallen uitspraak I) en van

25 oktober 2009, 08/1018 (hierna: aangevallen uitspraak II),

in de gedingen tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: College)

Datum uitspraak: 19 april 2011

  1. PROCESVERLOOP

    In beide zaken heeft mr. R. van Asperen, advocaat te Groningen, namens appellant hoger beroep ingesteld.

    Het College heeft verweerschriften ingediend.

    Het onderzoek ter zitting in beide zaken heeft plaatsgevonden op 8 maart 2011. Daarbij zijn de zaken ter behandeling gevoegd. Voor appellant is verschenen mr. Van Asperen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door

    mr. G.A. Jalving en H.J. Roerig, beiden werkzaam bij de gemeente Groningen.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad in de eerste plaats naar de aangevallen uitspraken. Hij volstaat hier met het volgende.

      1.1. Appellant ontving over de periode van 22 november 2006 tot 14 mei 2007 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Op 26 juni 2007 is appellant uitgeschreven uit de Gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Groningen (GBA).

      1.2. Bij besluiten van 30 oktober 2007 respectievelijk 24 december 2007 heeft het College de aanvragen van appellant om algemene bijstand van 3 oktober 2007 en 31 oktober 2007 buiten behandeling gesteld onder toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na gemaakt bezwaar heeft het College deze besluiten gehandhaafd. Bij uitspraken van 5 januari 2009 heeft de rechtbank Groningen de desbetreffende besluiten op bezwaar vernietigd. Bij besluit van 12 februari 2009 heeft het College opnieuw op de bezwaren beslist. Het College heeft de afwijzing van de aanvraag van 3 oktober 2007 gehandhaafd op de grond dat het recht van appellant op bijstand niet kan worden vastgesteld omdat appellant geen duidelijkheid wenst te verschaffen over zijn woonsituatie. De afwijzing van de aanvraag van

      31 oktober 2007 is gehandhaafd op de grond dat appellant zich niet wil inschrijven op het door de gemeente aangewezen postadres [postadres] in [plaatsnaam].

      1.3. Appellant heeft op 18 maart 2008 bij het College een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierechten. Bij besluit van 18 juni 2008 heeft het College deze aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb niet in behandeling genomen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 oktober 2008 heeft het College, onder gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 18 juni 2008, de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen op de grond dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Daarbij heeft het College overwogen - samengevat - dat appellant niet staat ingeschreven in de GBA en dat hij niet alle gevraagde stukken heeft overgelegd.

      1.4. Aan appellant is met ingang van 15 augustus 2008 algemene bijstand toegekend. Appellant is daarbij aangemerkt als een adresloze in de zin van artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA). Aan appellant is toegestaan vanaf 11 september 2008 als briefadres in de zin van de Wet GBA het adres van het kantoor van mr. Van Asperen te gebruiken. Appellant...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT