Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), Notariskamer, 7 de Junio de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 7 de Junio de 2011
Uitgevende instantie:Notariskamer

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Bij vervroeging.

Beslissing van 7 juni 2011 in de zaak onder nummer 200.077.215/01 GDW van:

[de gerechtsdeurwaarder],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

APPELLANT,

t e g e n

[klaagster],

wonende te [ ],

GEÏNTIMEERDE.

  1. Het geding in hoger beroep

    1.1. Van de zijde van appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) is bij een op 17 november 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 2 november 2010, waarbij de door geïntimeerde (hierna: klaagster) tegen hem ingediende klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard en aan hem de maatregel van berisping is opgelegd.

    1.2. Van de zijde van klaagster is op 8 februari 2011 een verweerschrift, met bijlagen, ter griffie van het hof ingekomen.

    1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2011. De gerechtsdeurwaarder en klaagster zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

  2. De stukken van het geding

    Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

  3. De feiten

    Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

  4. Het standpunt van klaagster

    4.1. Het hof zal een eigen omschrijving geven van de inhoud van de klacht, omdat het zich niet kan vinden in de omschrijving daarvan in de bestreden beslissing.

    4.2. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij in het exploot waarmee executoriaal derdenbeslag onder haar werkgever is gelegd ten onrechte als onderdeel van de vordering een bedrag van € 7.665,31 aan mutatiekosten heeft opgevoerd, voor welk bedrag geen executoriale titel bestond, zonder voorafgaande aankondiging aan haar persoonlijk. Ook maakt klaagster bezwaar tegen de door de gerechtsdeurwaarder gegeven specificatie van de executiekosten.

    4.3. Voorts acht klaagster het laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op de herhaalde brieven van de zijde van haar ex-partner, waarin deze verklaarde de huurschuld op zich te zullen nemen.

  5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

    5.1. De gerechtsdeurwaarder erkent dat het bedrag terzake van de mutatieschade ten onrechte in het beslagexploot is opgenomen. Dat was echter een zuivere vergissing, die niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Zodra klaagster hem op de fout heeft gewezen heeft de gerechtsdeurwaarder deze direct hersteld. Tot zijn spijt heeft hij toen echter verzuimd zijn excuses aan te bieden, zoals had gemoeten. Hij bestrijdt dat de door hem gegeven specificatie van de executiekosten onjuistheden zou bevatten. Tussen de ontruiming en het loonbeslag heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster niet aangeschreven, ook niet nadat zij zich op haar nieuwe adres had ingeschreven, maar dat was ook niet nodig, omdat er al een veroordelend vonnis lag, dat was betekend en een huurschuld een brengschuld is.

    5.2. Van de ex-partner van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder, naar hij aanvoert, alleen een ongedateerde verklaring ontvangen, die was gevoegd bij de brief van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT