Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 12 de Julio de 2011

Datum uitspraak12 de Julio de 2011
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

12 juli 2011

Strafkamer

nr. 09/03916 M

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, van 28 juli 2009, nummer 21/002901-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, wonende te [woonplaats].

  1. Geding in cassatie

    1.1. Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De raadsman van de verdachte, mr. B. Damen, advocaat te Maastricht, heeft het beroep tegengesproken.

    De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  2. Beoordeling van het middel

    2.1. Het middel klaagt dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten doordat het een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de daarin voorkomende woorden "(een) gift(en) of (een) belofte(n) dan wel dienst(en) (...) heeft gevraagd".

    2.2. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

    hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 januari 2007 tot en met 8 februari 2007 te Antofagasto in Chili, als ambtenaar, (adjudant-onderofficier van de Koninklijke Luchtmacht) (telkens) (een) gift(en) of (een) belofte(n) dan wel dienst(en), te weten een (aantal) Personal Digital Assistant(s) (PDA('s)) heeft gevraagd ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem zonder daardoor in strijd met zijn, verdachte's, plicht te handelen, in zijn bediening is gedaan of nagelaten.

    2.3. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:

    Verdachte heeft op 4 januari 2007 te Antofagasto in Chili als adjudant van de Koninklijke Luchtmacht een e-mail gestuurd naar [betrokkene 1], directeur van [A], waarin hij vraagt om een PDA als dank voor door het OSS-team, waar verdachte deel van uitmaakte, ten behoeve van [A] verrichte werkzaamheden. Op een later moment heeft verdachte de PDA nogmaals ter sprake gebracht bij [betrokkene 1].

    Verdachte heeft verklaard dat hij graag grapjes uithaalt en ook graag mensen jent. Hij stelt dat de door hem verstuurde e-mail ook als grap was bedoeld. [Betrokkene 1] heeft de e-mail evenwel niet als grap opgevat. [Betrokkene 1] heeft dit ook aan verdachte en diens meerdere laten weten.

    Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

    Het hof heeft niet de overtuiging bekomen dat er bij verdachte sprake was van opzet op het tenlastegelegde feit, maar dat het hier een volstrekt misplaatste grap van verdachte betrof, waardoor hij zichzelf en anderen tot en met de zitting in hoger beroep veel overlast heeft bezorgd.

    2.4. De tenlastelegging is toegesneden op art. 362, eerste lid aanhef en onder 4°, Sr, dat luidt:

    "1. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar:

    (...)

    4°. die een gift, belofte of dienst vraagt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten."

    2.5. Het Hof heeft overwogen dat het "niet de overtuiging [heeft] bekomen dat er bij verdachte sprake was van opzet op het tenlastegelegde feit, maar dat het hier een volstrekt misplaatste grap van verdachte betrof". Die overweging geeft niet blijk van een onjuiste uitleg van voormelde wetsbepaling. Het Hof heeft de verdachte derhalve niet vrijgesproken van iets anders dan is tenlastegelegd. Van grondslagverlating is daarom geen sprake. In aanmerking genomen dat niet blijkt dat bij de behandeling van de zaak in hoger beroep door het Openbaar Ministerie op dit punt een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in art. 359, tweede lid, Sv is ingenomen, is 's Hofs oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.

    2.6. Het middel faalt.

  3. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT