Hoger beroep kort geding van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 12 de Julio de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Julio de 2011
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Nevenzittingsplaats Arnhem

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.086.484

(zaaknummer rechtbank 740451)

arrest in kort geding in het incident en in de hoofdzaak van de vijfde civiele kamer van 12 juli 2011

inzake

de naamloze vennootschap N.V. Rova Gemeenten,

gevestigd te Zwolle,

appellante in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat: mr. M.H. van Daal,

tegen:

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

advocaat: mr. P. Wijbrands.

  1. Het geding in eerste aanleg

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 29 maart 2011 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Amersfoort) tussen appellante (hierna ook te noemen: Rova) als gedaagde en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [geïntimeerde]) als eiser heeft gewezen. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en in het incident

    2.1 Rova heeft bij exploot van 21 april 2011 [geïntimeerde] aangezegd van dat vonnis van 29 maart 2011 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof. Daarbij heeft Rova zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en drie nieuwe producties in het geding gebracht. In het incident heeft Rova gevorderd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, primair de tenuitvoerlegging van het vonnis van 29 maart 2011 zal schorsen en wel totdat onherroepelijk tussen de partijen zal zijn beslist, en subsidiair dat het hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal schorsen tot acht weken nadat in hoger beroep arrest is gewezen. In de hoofdzaak heeft Rova gevorderd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 29 maart 2011 zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen en hem zal veroordelen in de kosten van beide instanties.

    2.2 Vervolgens heeft Rova bij conclusie van eis, tevens houdende incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring volhard bij de inhoud van het exploot van dagvaarding in hoger beroep, alsmede nog een productie overgelegd.

    2.3 Bij memorie van antwoord, tevens houdende antwoordconclusie incidentele vordering, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft geconcludeerd (het hof begrijpt:) dat de vordering in het incident dient te worden afgewezen en dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Rova in haar hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel het vonnis van 29 maart 2011, zo nodig onder aanvulling of verbetering van gronden, zal bekrachtigen en Rova zal veroordelen in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.

    2.4 Vervolgens hebben de partijen de stukken voor het wijzen van arrest in zowel de hoofdzaak als het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest in de hoofdzaak en in het incident bepaald. In het procesdossier van [geïntimeerde] bevinden zich pleitaantekeningen van mr. Wijbrands voor de zitting bij de kantonrechter van 15 maart 2011. Deze aantekeningen bevinden zich niet in het procesdossier van Rova en uit het proces-verbaal van de zitting en het vonnis van de kantonrechter volgt niet dat deze aantekeningen in het geding zijn gebracht. Het hof laat deze pleitaantekeningen dan ook buiten beschouwing.

  3. De grieven

    Rova heeft in de hoofdzaak de volgende grieven aangevoerd. Bij de citaten uit het vonnis van de kantonrechter is hierna de letterlijke tekst van dat vonnis opgenomen.

    Grief I

    Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen:

    “De kantonrechter is van oordeel dat met de tot op heden in het geding gebrachte bewijsstukken voorshands genoegzaam is komen vast te staan dat [geïntimeerde] met ingang van 14 december 2010 geschikt is voor zijn eigen functie van medewerker onderhoud cocons. Daarbij wordt met name de conclusie van de verzekeringsarts in het deskundigenoordeel van belang geacht. De verzekeringsarts heeft immers geconcludeerd dat er geen medische bezwaren bestaan op grond waarvan [geïntimeerde] zijn werkzaamheden niet zou kunnen uitoefenen.”

    Grief II

    Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen:

    “Rova heeft tot haar verweer aangevoerd dat het deskundigenoordeel van het UWV onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat er geen overleg heeft plaatsgevonden met de bedrijfsarts of de door Rova ingeschakelde arbeidsdeskundige en [geïntimeerde] niet door de verzekeringsarts is onderzocht. Een en ander is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onvoldoende om het deskundigenoordeel geheel buiten beschouwing te laten. Dit geldt temeer nu niet is betwist dat ook de door Rova ingeschakelde arbeidsdeskundige [geïntimeerde] niet heeft onderzocht. Bovendien gaat laatstgenoemde arbeidsdeskundige in haar rapport (zie 2.8 hiervoor) uit van de door de arbo-arts opgestelde FML’s, terwijl onduidelijk is waarop de bedrijfsarts deze heeft gebaseerd.”

    Grief III

    Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen:

    “Rova heeft verder aangevoerd dat de visie van de door haar ingeschakelde arbeidsdeskundige dat [geïntimeerde] niet geschikt is voor zijn functie van medewerker onderhoud cocons wordt onderschreven door de arbo-arts. Dit verweer kan haar ook niet baten. Rova heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT