Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Amsterdam, 1 de Agosto de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Agosto de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/693008-10 (Promis)

Datum uitspraak: 1 augustus 2011

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [1980],

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

gedetineerd in het Huis van Bewaring "Demersluis" te Amsterdam.

  1. Het onderzoek ter terechtzitting

    Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 27 mei 2010, 12 augustus 2010, 5 oktober 2010, 17 december 2010, 7 februari 2011, 10 maart 2011, 23 mei 2011 (pro forma zittingen) en 12, 14 en 18 juli 2011 (inhoudelijke behandeling).

    De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Louman en van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. I.N. Weski en mr. S. Splinter, naar voren hebben gebracht.

  2. Tenlastelegging

    Aan verdachte is bij dagvaarding voor de zitting van 12 augustus 2010 en na wijziging van die tenlastelegging ter terechtzitting van 12 juli 2011 ten laste gelegd dat

  3. hij op of omstreeks 23 februari 2010 te Schiphol en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en) en/of gegevens, te weten een laptop en/of twee, althans een of meer micro sd geheugenkaarten

    met daarop meerdere foto's en bestanden die duiden op een handleiding/stappenplan tot het manipuleren van pinbetaalapparatuur en/of een of meer bestanden met ongeveer 118.000 creditcardgegevens met daarbij een viercijferige code,

    heeft/hebben vervaardigd en/of heeft/hebben ontvangen en/of zich heeft/hebben verschaft en/of heeft/hebben verkocht en/of heeft/hebben overgedragen en/of en/of heeft voorhanden gehad,

    zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die laptop en/of die twee, althans een of meer micro sd geheugenkaarten met daarop meerdere foto's en bestanden die duiden op een handleiding/stappenplan tot het manipuleren van pinbetaalapparatuur en/of een of meer bestanden met ongeveer 118.000 creditcardgegevens met daarbij een viercijferige code, bestemd was/waren tot het plegen van enig in artikel 232 lid 1 omschreven misdrijf;

  4. hij op of omstreeks 23 februari 2010, te Schiphol en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten:

    - 6875 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of

    - een hoeveelheid geld in verschillende buitenlandse valuta, althans een hoog geldbedrag,

    de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, in elk geval voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

  5. hij op of omstreeks 23 februari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 160 van de Wegenverkeerswet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 1], hoofdagent van regiopolitie Amsterdam-Amstelland bij de dienst Regionale Recherche, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd, tot het tot stilstand brengen van het door hem en/of zijn medeverdachte bestuurde motorrijtuig (BMW, type 525) en/of tot opening van het raam en/of portier van bovengenoemde auto, geen gevolg gegeven aan genoemd bevel en/of vordering door het raam en/of het portier van de auto niet te openen en/of (hard) weg te rijden;

  6. hij op of omstreeks 23 februari 2010 te Amsterdam (op de IJdoornlaan ter hoogte van het daar aanwezige Shell tankstation) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met zijn mededader, in elk geval alleen, aan [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, toen die [verbalisant 1], ter controle conform de bepalingen van de Wegenverkeerswet zich in de Engelse taal als politie kenbaar had gemaakt en/of hem/hen had verzocht het portier te openen en als zodanig als hoofdagent van politie werkzaam gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, op korte afstand (50 en de 75 cm.), staande (rechts) naast het portier van de door hem, verdachte en/of zijn mededader bestuurde auto (merk BMW, type 525) zijn/hun auto, een of meermalen zijn/hun auto naar achteren en naar voren heeft/hebben gereden (om zodoende rijruimte te creëren) en/of vervolgens de voorwielen (sterk) naar rechts heeft/hebben gedraaid (in de richting van waar die [verbalisant 1] stond) en/of het toerental

    van de auto heeft/hebben verhoogd en/of vervolgens met hoge snelheid, in de richting van die [verbalisant 1] is/zijn (weg)gereden en/of met luide stem (tegen zijn mededader) "gas" heeft geroepen.

  7. Voorvragen

    3.1 Het standpunt van de verdediging

    De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit en wel op de volgende gronden:

  8. strijd met het gelijkheidsbeginsel;

  9. onherstelbare beknotting van het ondervragingsrecht ex artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM);

  10. onvolledigheid en gebrekkige kwaliteit van het onderzoek;

  11. détournement de pouvoir ten aanzien van de staandehouding, aanhouding en doorzoeking.

    De verdediging heeft haar verweer dat sprake zou zijn van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel gekoppeld aan het verweer dat sprake is van onherstelbare beknotting van het ondervragingsrecht en daartoe aangevoerd dat het Openbaar Ministerie tegen de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] geen vervolging heeft ingesteld. Bovendien hebben zij het land kunnen verlaten, waardoor de verdediging hen niet heeft kunnen ondervragen in de zaak van verdachte.

    Voorts is sprake van een onvolledig en gebrekkig onderzoek, doordat aan het onderhavige dossier niet zijn toegevoegd de resultaten van het onderzoek dat de Engelse autoriteiten hebben verricht naar medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]). De verdediging kan nu immers niet achterhalen of dat onderzoek voor verdachte ontlastende gegevens bevat. Ook zou het onderzoek in strijd met artikel 6 van EVRM zijn, omdat aangever [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1]), tevens verbalisant, zelf opsporingsonderzoek heeft verricht.

    Het vierde verweer houdt - kort samengevat - in dat de opsporingsambtenaren misbruik hebben gemaakt van de bevoegdheid die hen op basis van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) toekomt. De staandehouding, de daaropvolgende aanhouding en de doorzoeking van de auto zijn om die reden onrechtmatig geweest.

    3.2 Het oordeel van de rechtbank

    De rechtbank begrijpt het beroep van de verdediging op het gelijkheidsbeginsel aldus, dat het Openbaar Ministerie had moeten afzien van vervolging, nu andere genoemde verdachten niet vervolgd zijn. De bevoegdheid een verdachte al dan niet te vervolgen, behoort ingevolge artikel 167 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aan het Openbaar Ministerie toe. Slechts indien blijkt dat gevallen op het punt van haalbaarheid en opportuniteit volledig overeenkomen, kan de vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie met een beroep op het gelijkheidsbeginsel worden aangetast. Uit het dossier blijkt dat tegen de drie door de verdediging genoemde medeverdachten een andere verdenking bestond dan tegen verdachte. Alleen al om deze reden kan van een gelijk geval geen sprake zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer dan ook.

    Voorts is uit het dossier en de terechtzitting niet aannemelijk geworden dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zouden kunnen verklaren over wat in onderhavige zaak aan verdachte ten laste is gelegd. Van enig contact tussen deze personen en verdachte is niet gebleken. Het verzoek van de verdediging deze drie personen te horen is om die reden reeds eerder afgewezen. Het feit dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest hen te horen, betekent niet dat zij ten aanzien van het ten laste gelegde in haar ondervragingsrecht is beknot. De rechtbank verwerpt ook dit verweer.

    De rechtbank heeft geen reden gezien om (delen uit) het Engelse onderzoek in te brengen in de zaak van verdachte. De rechtbank heeft dat gedaan, omdat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waaruit dat ontlastende materiaal zou bestaan. De rechtbank verwerpt het verweer dat de weigering (delen van) het Engelse onderzoek aan het dossier toe te voegen, zou leiden tot een onvolledig en gebrekkig dossier.

    Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aan de opsporingsambtenaren toekomende bevoegdheid ex artikel 160 WVW uitsluitend is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is bedoeld, te weten het identificeren van verdachte en [medeverdachte 1]. Derhalve is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank hierop nader ingaan in rubriek 5.3.1. De rechtbank volstaat hier vast te stellen dat dit vormverzuim niet leidt tot een dusdanige schending van de belangen van verdachte dat dit moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.

    De slotsom is dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is.

    Voorts is de dagvaarding geldig en de rechtbank bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en zijn er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

  12. Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde

    4.1 Inleiding

    De rechtbank leidt uit het dossier en uit wat ter terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden af.

    Op 23 februari 2010 omstreeks 18.45 uur bevindt verdachte zich als bestuurder in een personenauto...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT