Eerste aanleg - meervoudig van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 10 de Noviembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak10 de Noviembre de 2011
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

BELASTINGKAMER

Nr. 04/01848

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer J.B.H.J. X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Oost-Brabant, kantoor Eindhoven, die thans ten aanzien van belanghebbende bevoegd is, (hierna: de Inspecteur) op de bezwaarschriften betreffende na te melden navorderingsaanslagen, besluiten en beschikkingen.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Het onderhavige beroep is gericht tegen de uitspraken betreffende de navolgende aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen:

    JaarAanslagnummerDagtekening19900000.00.000.H.0831 december 200219910000.00.000.H.1831 mei 200319920000.00.000.H.2831 mei 200319930000.00.000.H.3831 mei 200319940000.00.000.H.4831 mei 200319950000.00.000.H.5831 mei 200319960000.00.000.H.6831 mei 200319970000.00.000.H.7831 mei 200319980000.00.000.H.8831 mei 2003

    de navolgende navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting:

    JaarAanslagnummerDagtekening19910000.00.000.K.1831 december 200219920000.00.000.K.2831 mei 200319930000.00.000.K.3831 mei 200319940000.00.000.K.4831 mei 200319950000.00.000.K.5831 mei 200319960000.00.000.K.6831 mei 200319970000.00.000.K.7831 mei 200319980000.00.000.K.8831 mei 200319990000.00.000.K.9831 mei 2003

    alsmede de kwijtscheldingsbesluiten ter zake van de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen respectievelijk de gelijktijdig met de navorderingsaanslagen vastgestelde boetebeschikkingen, alsmede de gelijktijdig met de navorderingsaanslagen vastgestelde beschikkingen heffingsrente (hierna: de aanslagen en de beschikkingen).

    De in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen na eventuele kwijtschelding worden hierna begrepen onder 'boeten'.

    Na daartegen gemaakte bezwaren heeft de Inspecteur bij de bestreden, in één geschrift vervatte, uitspraken de aanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

    1.2. Belanghebbende is tegen de in één geschrift vervatte uitspraken (hierna: de uitspraak op bezwaar) door middel van één beroepschrift in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 37.

    De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

    1.3. Belanghebbende heeft, na daartoe door het Hof in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

    1.4. Op 10 december 2009 heeft een regiezitting plaatsgevonden te 's-Hertogenbosch. Op voorspraak van het Hof zijn partijen niet verschenen, met bericht daarvan aan het Hof. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft het Hof mr. J.G. Verseput aangewezen als raadsheer-commissaris in de zin van artikel 8:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in combinatie met artikel 27 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR, tekst 2004). Aan hem is opgedragen (een gedeelte van) het vooronderzoek te verrichten. Het Hof heeft vervolgens ingevolge het bepaalde in artikel 8:64 van de Awb het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek door de raadsheer-commissaris zal worden hervat. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is toegezonden.

    1.5. Op 11 januari 2010 heeft in het kader van het vooronderzoek een inlichtingencomparitie plaatsgevonden te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen voor het verstrekken van inlichtingen de gemachtigde van belanghebbende, B, verbonden aan Q, alsmede namens de Inspecteur, D, bijgestaan door E en F.

    1.6. De Inspecteur heeft voor het verstrekken van inlichtingen bij

    brief van 21 december 2009 een pleitnota (met bijlagen) toegezonden aan het Hof en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij. De bijlagen betreffen het Draaiboek en de Nieuwsbrieven. Hierin zijn bepaalde passages verwijderd overeenkomstig de tussenuitspraak van Gerechtshof Amsterdam van

    19 april 2006, nr. 04/04923, LJN: AW2127, met de verbeteringen c.q. aanvullingen op grond van de tussenuitspraak van Rechtbank Breda van 3 januari 2007, nr. 05/2586, LJN: AZ5534. Het Hof rekent de pleitnota (met bijlagen) tot de stukken van het geding.

    Belanghebbende heeft tijdens het verstrekken van inlichtingen

    een pleitnota (met bijlagen) voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de overlegging van de bijlagen. Het Hof rekent deze pleitnota (met bijlagen) tot de stukken van het geding.

    1.7. Van het verstrekken van inlichtingen is een proces-verbaal

    opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is toegezonden.

    1.8. Belanghebbende heeft bij brieven van 30 december 2009,

    21 januari 2010 en 18 maart 2010 schriftelijke inlichtingen verstrekt. De Inspecteur heeft bij brief van 12 februari 2010 schriftelijke inlichtingen verstrekt.

    1.9. De griffier heeft bij brieven van 8 juli 2010, 9 augustus 2010 en 16 augustus 2010 de Inspecteur om nadere, schriftelijke, inlichtingen verzocht. De Inspecteur heeft de gevraagde inlichtingen verstrekt bij brieven van 30 juli 2010, 12 augustus 2010,

    16 augustus 2010 en (tweemaal) 25 augustus 2010. Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld heeft belanghebbende met dagtekening

    1 september 2010 een schriftelijke reactie ingediend op voornoemde inlichtingen.

    1.10. Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op

    14 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft partijen de suggestie gedaan om niet te verschijnen, het betoog dat zij nog wensten te voeren neer te leggen in een pleitnota en deze voorafgaand aan het tweede onderzoek ter zitting aan het Hof toe te zenden. Verschenen en gehoord zijn de gemachtigde van belanghebbende, B, verbonden aan Q, alsmede, namens de Inspecteur, F, bijgestaan door G en E.

    1.11. Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota (met

    bijlagen) toegezonden aan het Hof en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij. Het Hof rekent deze pleitnota (met bijlagen) tot de stukken van het geding.

    1.12. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is toegezonden.

    1.13. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

    1.14. Het Hof is tot de conclusie gekomen dat er redenen bestaan om nader onderzoek te verrichten en heeft daarom het onderzoek heropend.

    1.15. Het derde onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op

    11 februari 2011 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, B, verbonden aan Q, bijgestaan door C, alsmede namens de Inspecteur, G, bijgestaan door H.

    1.16. In de aan belanghebbende toegezonden uitnodiging om op de zitting te verschijnen is aan belanghebbende meegedeeld, dat het Hof voor alle in geding zijnde jaren tot het vermoeden is gekomen dat inkomsten en vermogens uit hoofde van buitenlandse bankrekeningen opzettelijk niet zijn aangegeven voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen alsmede voor de vermogensbelasting, en als gevolg daarvan te weinig belasting is betaald. In deze uitnodiging wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren, bij voorkeur schriftelijk voorafgaand aan de zitting, doch uiterlijk tijdens het onderzoek ter zitting.

    1.17. Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota (met bijlagen) toegezonden aan het Hof en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij. Het Hof rekent deze pleitnota (met bijlagen) tot de stukken van het geding.

    1.18. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

    1.19. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

    1.20. Naar aanleiding van twee arresten van de Hoge Raad, gewezen op 15 april 2011, nummers 09/05192 en 09/03075, LJN: BN6350 en BN6324, is het Hof tot de conclusie gekomen dat er redenen bestaan om nader onderzoek te verrichten. Het Hof heeft daarom het onderzoek heropend.

    1.21. De griffier heeft bij brief van 13 mei 2011 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld zich, naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 15 april 2011, uit te laten over de verhoging van het saldo met de factor 1,5 en over het bewijs van de beboetbare feiten aan de hand van de richtlijnen welke de Hoge Raad heeft gegeven. De Inspecteur heeft zich bij brief met dagtekening 29 juni 2011, door het Hof ontvangen op 4 juli 2011, uitgelaten over de door het Hof aangegeven onderwerpen. Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld heeft belanghebbende met dagtekening 11 augustus 2011, door het Hof ontvangen op 12 augustus 2011, een schriftelijke reactie ingediend op voornoemde uitlatingen van de Inspecteur.

    1.22. Bij brief van 25 augustus 2011 heeft de griffier partijen meegedeeld dat het Hof geen aanleiding ziet voor een nadere mondelinge behandeling en dat, in geval partijen wel een nadere mondelinge behandeling wensen, zij dit vóór 8 september 2011 aan het Hof kenbaar dienen te maken.

    1.23. Het Hof heeft van belanghebbende geen reactie ontvangen. Bij brief van 5 september 2011, door het Hof ontvangen op 7 september 2011, heeft de Inspecteur aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere mondelinge behandeling over de inhoudelijke kant van de zaak.

    1.24. De griffier heeft bij brief van 29 september 2011 aan partijen meegedeeld dat het Hof het onderzoek heeft gesloten. De griffier heeft daarbij opgemerkt dat, voor zover de duur van de procedure het Hof aanleiding geeft voor het vermoeden dat de redelijke termijn is geschonden en moet worden beslist over het verzoek van belanghebbende tot een vergoeding wegens immateriële schade, dit aanleiding kan geven het onderzoek in deze zaak te heropenen.

  2. Feiten

    Op grond van de stukken van het geding, het vooronderzoek door de raadsheer-commissaris en het verhandelde ter zittingen staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT