Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 20 de Diciembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Diciembre de 2011
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel Recht

Rolnummer : 200.071.877/01

Rolnummer Rechtbank : 1010065 / CV EXPL 09-31189

arrest van 20 december 2011

inzake

[werknemer],

wonende te [woonplaats],

appellant in het principaal appel,

geïntimeerde in het voorwaardelijk ingestelde incidenteel appel,

hierna te noemen: [werknemer]

advocaat: mr. M.J.M. Postma te Utrecht,

tegen

Van Dorp Installaties Rotterdam BV,

gevestigd te Zoetermeer, kantoorhoudende te Rotterdam,

geïntimeerde in het principaal appel,

appellant in het voorwaardelijk ingestelde incidenteel appel,

hierna te noemen: Van Dorp

procureur: mr. H.L. Duijm te Rotterdam

Het geding

  1. Bij exploot van 27 mei 2010 is [werknemer] in hoger beroep gekomen van de op 26 augustus 2009 en 10 maart 2010 door de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam (hierna te noemen: de kantonrechter) tussen partijen gewezen vonnissen. Bij memorie van grieven (met producties) zijn vijf grieven opgeworpen, die alle bij memorie van antwoord tevens memorie van grieven in het voorwaardelijk incidenteel appel (met producties) zijn bestreden. In het voorwaardelijk incidenteel appel is één grief aangevoerd die bij memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel is betwist. Beide partijen hebben arrest gevraagd, onder overlegging van stukken.

    Beoordeling van het hoger beroep

    In het principaal en in het voorwaardelijk ingestelde incidenteel appel

  2. In het bestreden vonnis van 10 maart 2010 heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Tegen die feitenvaststelling is in hoger beroep niet opgekomen, zodat die feiten tussen partijen vast staan. Het hof zal dan ook van die feiten uitgaan.

  3. Samengevat gaat het om het volgende.

    3.1 [werknemer], geboren op [geboortedatum], is op 1 september 1991 bij (de rechtspersoon, thans

    genaamd) Van Dorp in dienst getreden. Laatstelijk was hij werkzaam in de functie van

    installatiemonteur tegen een salaris van € 2.441,60 bruto, excl. vakantietoeslag en andere

    emolumenten.

    3.2 Op 4 september 2006 is [werknemer] als volledig arbeidsongeschikt uitgevallen voor het eigen

    werk bij Van Dorp en is sedertdien voor dat werk arbeidsongeschikt gebleven.

    3.3 Van januari 2008 tot 4 september 2008 heeft [werknemer] in het kader van zijn re-integratie

    (tweede spoor) werkzaamheden verricht bij Schaap IJzerhandel (hierna: Schaap).

    Op 4 september 2008 is [werknemer] bij Schaap in dienst getreden.

    3.4 In september 2008, heeft Van Dorp de CWI om toestemming verzocht de

    arbeidsovereenkomst met [werknemer] te mogen opzeggen. Bij brief van 19 december 2008

    heeft de CWI de gevraagde toestemming verleend. Daarop heeft Van Dorp bij brief

    van 13 januari 2009 de arbeidsovereenkomst met [werknemer] opgezegd tegen 13 februari 2009.

    Omdat Van Dorp tegen een eerdere dag had opgezegd dan de tussen partijen geldende,

    heeft Van Dorp de arbeidsovereenkomst met [werknemer] bij brief van 29 januari 2009, met

    inachtneming van de juiste opzegtermijn, opgezegd tegen 1 mei 2009.

  4. Tegen de achtergrond van voormelde feiten, stellende dat Van Dorp de arbeidsovereenkomst met hem heeft opgezegd in strijd met art. 7:672 BW, vorderde [werknemer], in eerste aanleg, naast nevenvorderingen, betaling van een bedrag aan gefixeerde schadevergoeding (conform art. 7:677, leden 2 en 4 BW) groot € 6.572,08 bruto.

  5. Bij eindvonnis van 10 maart 2010 heeft de kantonrechter de vorderingen van [werknemer] integraal afgewezen en [werknemer] veroordeeld in de kosten van de procedure.

    De argumentatie die de kantonrechter voor haar beslissing heeft gegeven, komt er in het kort op neer, dat de kantonrechter van oordeel is dat maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan de toekenning van een schadeloosstelling als door [werknemer] gevorderd in de weg staan.

    Verder in het principaal appel

  6. [werknemer] kan zich met dat vonnis van de kantonrechter niet verenigen, reden waarom hij tegen die beslissing in hoger beroep...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT