Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 18 de Octubre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Octubre de 2011
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER

BESCHIKKING van 18 oktober 2011 in de zaak met zaaknummer 200.088.517/01 van:

[…],

wonende te […],

APPELLANTE,

advocaat: mr. D.W.J. Leijs te Hilversum,

t e g e n

[…],

wonende te […],

GEÏNTIMEERDE,

advocaat: mr. K.E. van Hoeve te Amsterdam.

  1. Het geding in hoger beroep

    1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.

    1.2. De vrouw is op 7 juni 2011 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 maart 2011 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 277058 / FA RK 03-5851 en 463660 / FA RK 10-5578 (JK AR), welke beschikking is hersteld bij herstelbeschikking van 20 april 2011 met hetzelfde kenmerk.

    1.3. De zaak is op 25 juli 2011 ter terechtzitting behandeld.

    1.4. Ter terechtzitting zijn verschenen:

    - de advocaat van de vrouw;

    - de advocaat van de man.

  2. De feiten

    2.1. Partijen zijn [in] 1981 gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden. Hun huwelijk is op 25 januari 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 17 oktober 2007 in de registers van de burgerlijke stand.

    2.2. In de door partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden is, voor zover thans van belang, het navolgende bepaald:

    Artikel 6

    eerste volzin: “Hetgeen van de jaarlijkse inkomsten der echtgenoten zal resteren (. . .) zal tussen de echtgenoten gelijkelijk worden verdeeld.”

    en derde volzin: “De gehoudenheid tot verrekening van de resterende inkomsten zal door de echtgenoten in onderling overleg worden vastgesteld en, zo zij het daarover niet eens kunnen worden, voor partijen bindend door een deskundige, te benoemen door de echtgenoten in onderling overleg of ingeval van geschil daaromtrent door de kantonrechter van de laatste gemeenschappelijke woonplaats der echtgenoten in Nederland en bij gebreke daarvan door de kantonrechter te ’s-Gravenhage.”

    2.3. Tussen partijen bestond geen overeenstemming over de verrekening van de resterende inkomsten. De kantonrechter te Hilversum heeft op 20 december 2007 als deskundige benoemd de heer De Blok, die overeenkomstig artikel 6 derde volzin de verrekening van de resterende inkomsten bindend diende vast te stellen. De vrouw heeft bij brief aan de man van 11 augustus 2009 de huwelijkse voorwaarden voor zover artikel 6 derde volzin betreffende ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming daarvan door de man, erop neerkomend dat de man zijn aandeel in het aan de heer De Blok te betalen voorschot niet tijdig had voldaan.

  3. Het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT