Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, Voorzieningenrechter, 26 de Enero de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Enero de 2012
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Nevenzittingsplaats Haarlem

zaaknummers:AWB 11/32743 (voorlopige voorziening)

AWB 11/32742 (beroep)

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 26 januari 2011

in de zaak van:

[naam verzoeker],

geboren op [geboortedatum], van Roemeense nationaliteit,

verzoeker,

gemachtigde:mr. F. Kiliç, advocaat te Amsterdam,

tegen:

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voorheen de minister voor Immigratie en Asiel,

verweerder,

gemachtigde: mr. D.S. Asarfi, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te

’s-Gravenhage.

  1. Procesverloop

    1.1 Bij besluit van 1 april 2011 heeft verweerder het verblijfsrecht van verzoeker op grond van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (de Verblijfsrichtlijn) beëindigd en verzoeker voorts ongewenst verklaard op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het hiertegen door verzoeker gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 7 oktober 2011 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

    1.2 Verzoeker heeft op 10 oktober 2011 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt, zoals ter zitting toegelicht, verweerder te verbieden hem uit te zetten en de rechtsgevolgen van de ongewenstverklaring op te schorten, voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.

    1.3 De openbare behandeling van de geschillen heeft plaatsgevonden op 12 januari 2011. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

  2. Overwegingen

    2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek wordt gedaan indien bij de rechtbank beroep is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak worden gedaan in de hoofdzaak (het beroep).

    2.3 De voorzieningenrechter is van oordeel dat bedoelde situatie zich hier voordoet en zal derhalve onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Daartoe wordt als volgt overwogen.

    2.4 Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Verblijfsrichtlijn kunnen de lidstaten de vrijheid van verkeer en verblijf van burgers van de Unie en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, beperken om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. Deze redenen mogen niet voor economische doeleinden worden aangevoerd. Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover van belang, moeten de om redenen van openbare orde genomen maatregelen in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en mogen die uitsluitend gebaseerd zijn op het gedrag van betrokkene. Strafrechtelijke veroordelingen vormen als zodanig geen reden voor deze maatregelen. Het gedrag moet een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen. Motiveringen die los staan van het individuele geval of die verband houden met algemene preventieve redenen mogen niet worden gevoerd.

    2.5 Ingevolge artikel 8.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is hoofdstuk 8, afdeling 2, paragraaf 2 van toepassing op vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel van Zwitserland, en die zich naar Nederland begeven of in Nederland verblijven.

    2.6 Ingevolge artikel 8.22, eerste lid, van het Vb kan verweerder het rechtmatig verblijf ontzeggen of beëindigen om redenen van openbare orde of openbare veiligheid, indien het persoonlijk gedrag van de vreemdeling een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.

    2.7 Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, voor zover hier van belang, kan een vreemdeling ongewenst worden verklaard, indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd. Het door verweerder gevoerde beleid ter zake van ongewenstverklaring van EU-/EER-onderdanen, Zwitserse onderdanen en familieleden is neergelegd in hoofdstuk A5/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).

    2.8 De voorzieningenrechter betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.

    Verzoeker heeft de Roemeense nationaliteit. Verzoeker is in augustus 1990 naar Nederland gekomen en op 16 oktober 1990 uitgezet naar Roemenië. Op 1 mei 1992 is verzoeker wederom uitgezet naar Roemenië. Verzoeker is op onbekende datum Nederland weer ingereisd en op 14 juni 2007 door de politie Amsterdam aangehouden.

    Het uittreksel Justitiële Documentatie ten aanzien van verzoeker van 22 december 2010 vermeldt het volgende:

    - bij vonnis van 13 juli 2010 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Amsterdam is verzoeker onherroepelijk veroordeeld wegens het meerdere malen overtreden van artikel 310 en 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) (diefstal respectievelijk diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen), terzake waarvan hem de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren is opgelegd;

    - bij vonnis van 31 januari 2009 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Amsterdam is verzoeker onherroepelijk veroordeeld tot tien weken...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT