Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Amsterdam, 16 de Febrero de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Febrero de 2012
Uitgevende instantie:Amsterdam

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummer: AWB 11 / 41090

V-nr: [V-nr]

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 16 februari 2012 in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [1983], van (gestelde) Indiase nationaliteit, eiser,

gemachtigde: mr. K. Ramdhan, advocaat te Amsterdam

en

de minister voor Immigratie en Asiel,

verweerder,

gemachtigde: mr. E. van der Weijden, werkzaam bij de Immigratie en Naturalisatiedienst.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2012 en is na schorsing voortgezet op 16 februari 2012. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1120.-- (zegge: elfhonderd en twintig euro) aan eiser. De rechtbank veroordeelt verweerder als in het ongelijk gestelde partij in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep en de nadere zitting bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 1092,50 als kosten van verleende rechtsbijstand, te betalen aan de griffier van deze rechtbank.

Motivering

Verweerder heeft toegelicht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2011 (LJN: BU4110), dat de bewaring van eiser is opgeheven vanwege beleidsmatige redenen. Verweerder was in het geval van eiser van mening dat aan eiser een vertrektermijn had moeten worden gegeven.

Verweerder heeft vervolgens betoogd dat er sprake was van een ambtelijke misslag, in die zin dat de bewaring van eiser niet opgeheven had moeten worden, omdat eiser geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het hem opgelegde terugkeerbesluit waarin hem geen vertrektermijn was gegeven.

De rechtbank is van oordeel dat niet evident is dat de beslissing van verweerder berust op een ambtelijke misslag. Verweerder heeft niet bestreden dat er, voordat de bewaring van eiser werd opgeheven, al eerder bewaringen van vreemdelingen waren opgeheven die zich in dezelfde positie bevonden als eiser. Hen was eveneens ten onrechte geen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT