Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 29 de Febrero de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak29 de Febrero de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/7534 en AWB 11/8933

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 februari 2012 in de zaak tussen

  1. [A], wonende te [B],

  2. [C], wonende te [D],

    eiseressen,

    (gemachtigde: mr. H.P. Schouten, advocaat te Den Haag),

    en

    de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

    (gemachtigde: mr. B.R. Kuijlman).

    Procesverloop

    In de zaak met nummer 11/7534

    Bij brief van 18 mei 2009 heeft eiseres sub 1 verweerder verzocht om uitbetaling van achterstallige vacatiegelden voor haar werkzaamheden als plaatsvervangend secretaris van het Regionale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (RTG), voorheen het College voor Medisch Tuchtrecht (het Medisch Tuchtcollege).

    Bij besluit van 26 oktober 2010 is dit verzoek namens verweerder afgewezen.

    Tegen dit besluit heeft eiseres sub 1 bij brief van 4 november 2010 bezwaar gemaakt.

    De VWS-commissie bezwaarschriften personeel Awb (hierna: de Commissie) heeft op 10 juni 2011 geadviseerd de vordering toe te wijzen voor zover de vordering betrekking heeft op de periode vanaf 18 mei 2004.

    Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft verweerder, deels in afwijking van het advies van de Commissie, de vordering toegewezen voor zover deze ziet op de periode vanaf 21 augustus 2003, aan eiseres sub 1 dientengevolge een bedrag van € 22.160,01, aan vacatiegelden, vermeerderd met wettelijke rente ten bedrage van € 2.148,41, toegekend en het bezwaar in zoverre gegrond verklaard.

    Tegen dit besluit heeft eiseres sub 1 bij brief van 19 september 2011, ingekomen bij de rechtbank op 20 september 2011, beroep ingesteld.

    Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

    Bij brief van 6 december 2011 heeft eiseres een nader stuk in gediend.

    Het beroep is op 19 december 2011 ter zitting behandeld.

    Eiseres sub 1 is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

    Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.R. Kuijlman, drs. H.C.M. Middelplaats en drs. G.G.J. Holweg.

    De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen zich te beraden over de vraag of hij bereid is de achterstallige vacatiegelden alsnog vanaf 1998 aan eiseres sub 1 te vergoeden.

    Bij brief van 13 januari 2012 heeft verweerder medegedeeld dat hij de procedure wenst voort te zetten en dat hij geen bezwaar heeft tegen voeging van de zaak met de de zaak van eiseres sub 2.

    Bij brief van 23 januari 2012 heeft de gemachtigde van eiseressen ermee ingestemd dat de beroepen van eiseressen worden gevoegd en dat eiseressen ermee instemmen dat de rechtbank uitspraak doet zonder (nadere) behandeling ter zitting.

    Bij brief van 26 januari 2012 heeft verweerder zich nader uitgelaten en ingestemd met het afzien van een nadere behandeling ter zitting.

    Bij brief van 16 februari 2012 heeft de gemachtigde van eiseressen een reactie ingediend. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

    In de zaak met nummer 11/8933

    Bij brief van 2 juli 2009 heeft eiseres sub 2 verweerder verzocht om uitbetaling van achterstallige vacatiegelden voor haar werkzaamheden als plaatsvervangend secretaris van het RTG.

    Bij besluit van 26 oktober 2010 is dit verzoek namens verweerder afgewezen.

    Tegen dit besluit heeft eiseres sub 2 bij brief van 30 november 2010 bezwaar gemaakt.

    De Commissie heeft op 10 juni 2011 geadviseerd de vordering toe te wijzen voor zover de vordering betrekking heeft op de periode vanaf 2 juli 2004.

    Bij besluit van 6 oktober 2011 heeft verweerder, deels in afwijking van het advies van de Commissie, de vordering toegewezen voor zover deze ziet op de periode vanaf 21 augustus 2003, aan eiseres sub 2 dientengevolge een bedrag van € 19.556,69, aan vacatiegelden, vermeerderd met wettelijke rente ten bedrage van € 5.416,17, toegekend en het bezwaar in zoverre gegrond verklaard.

    Tegen dit besluit heeft eiseres sub 2 bij faxbericht van 17 november 2011, ingekomen bij de rechtbank op gelijke datum, beroep ingesteld.

    Bij brief van 13 januari 2012 heeft verweerder onder meer medegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT