Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 5 de Abril de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Abril de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

beschikking

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht

zaaknummer / rekestnummer: 401492 / HA RK 11-479

Beschikking van 5 april 2012

in de zaak van

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

advocaat mr. P. Kramer-Ograjensek te Echt,

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN

(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Immigratie- en Naturalisatiedienst),

zetelende te Den Haag,

belanghebbende,

vertegenwoordigd door mr. C.J. Cappon.

Partijen worden hierna aangeduid met '[verzoeker]' en 'IND'.

  1. De procedure

    1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het op 23 augustus 2011 ingekomen verzoekschrift;

    - de brief van de IND van 24 januari 2012;

    - de brief van mr. Kramer-Ograjensek van 14 februari 2012.

    1.2.De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2012. Namens [verzoeker] is verschenen mr. Kramer-Ograjensek. Namens de IND is mr. Cappon verschenen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling.

  2. De feiten

    2.1.[verzoeker] is geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] als natuurlijk kind van [moeder van verzoeker], van Duitse nationaliteit. Bij uitspraak van het Amtsgericht Wedding van 22 maart 2001 is vastgesteld dat [vader van verzoeker] (verder te noemen '[vader van verzoeker]'), van Nederlandse nationaliteit, de vader is van [verzoeker]. De uitspraak is op 15 mei 2001 in kracht van gewijsde gegaan. In een door [verzoeker] overgelegde geboorteakte, afgegeven op 18 mei 2011 staat [vader van verzoeker] vermeld als vader van [verzoeker]. [vader van verzoeker] heeft [verzoeker] nimmer erkend. Op 28 augustus 2007 is [vader van verzoeker] in Den Haag overleden.

    2.2.Bij brief van 5 november 2010 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken [verzoeker] bericht dat zijn paspoortaanvraag niet in behandeling wordt genomen aangezien [verzoeker] niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Het tegen deze beslissing ingediende bezwaar is bij beslissing van 18 februari 2011 door de Minister van Buitenlandse zaken ongegrond verklaard.

  3. Het verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie

    3.1.[verzoeker] verzoekt de rechtbank vast te stellen dat hij sinds zijn geboorte, althans vanaf 15 mei 2001, de Nederlandse nationaliteit bezit. Hij voert daartoe aan dat in Duitsland gerechtelijk is vastgesteld dat [vader van verzoeker] zijn vader is en dat hij daarom, evenals zijn vader, in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.

    3.2.De IND concludeert...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT