Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 10 de Abril de 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 10 de Abril de 2012 |
Uitgevende instantie: | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
zaaknummer 200.083.077/01
10 april 2012
GERECHTSHOF AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[ APPELLANT ],
wonende te [ H ], gemeente [ H ],
APPELLANT,
advocaat: mr. D.J. Posthuma te Velsen-Zuid,
t e g e n
[ GEÏNTIMEERDE ],
wonende te [ H ], gemeente [ H ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M. Heijsteeg te Hoofddorp.
-
Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna [ Appellant ] en [ Geïntimeerde ] genoemd.
1.1. Bij dagvaarding van 17 februari 2011 is [ Appellant ] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 17 november 2010, in deze zaak onder zaaknum¬mer/rolnummer 471405/CV EXPL 10-8088 gewezen tussen hem als eiser en [ Geïntimeerde ] als gedaagde.
1.2. Bij arrest van 22 maart 2010 heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft geen doorgang gevonden.
1.3. [ Appellant ] heeft vervolgens bij memorie vier grieven aangevoerd en daarbij bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, zijn vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [ Geïntimeerde ] in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
1.4. Daarop heeft [ Geïntimeerde ] geantwoord en daarbij bewijs aangeboden, met conclu¬sie, kort gezegd, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [ Appellant ] zal afwijzen, met veroordeling van [ Appellant ] in de kosten van het geding in hoger beroep.
1.5. Partijen hebben de zaak op 20 februari 2012 door hun advocaten doen bepleiten, beiden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
1.6. Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
-
Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje “De feiten” onder a tot en met e een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
-
Beoordeling
3.1. (i) Sinds 14 november 1989 verhuurt [ Appellant ] aan [ Geïntimeerde ] een bedrijfsruimte (winkelruimte) te [ plaatsnaam ] aan de [ adres ]. Op de huurovereenkomst zijn de “algemene bepalingen huurovereenkomst bedrijfsruimte” van toepassing.
Artikel 4.2 van de huurovereenkomst luidt: “De huurprijs bedraagt op jaarbasis f 20.475,-- (…) De huurprijs zal jaarlijks op 14 november, voor het eerst op 14 november 1990, en zo vervolgens, worden verhoogd overeenkomst artikel 4 van de algemene bepalingen. (…)”. In artikel 4 lid 1 van de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT