Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 3 de Julio de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Julio de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Beschikking d.d. 3 juli 2012

Zaaknummer 200.086.778

HET GERECHTSHOF ARNHEM

Nevenzittingsplaats Leeuwarden

Beschikking in de zaak van

[appellant],

zonder bekende woonplaats,

doch thans verblijvende te [adres],

appellant,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. G.M. Goes, kantoorhoudende te Utrecht,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. M. van den Eshof, kantoorhoudende te Dronten.

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 16 februari 2011 (zaaknummer 170190 / FA RK 10-1441) heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud met ingang van 14 april 2010 bepaald op € 2.000,- (bruto) per maand.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 9 mei 2011, heeft de man verzocht de beschikking van 16 februari 2011 te vernietigen en opnieuw beslissende het inleidend verzoek van de vrouw af te wijzen.

Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 28 juni 2011, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek af te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 22 juli 2011 met bijlage (het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van - naar het hof begrijpt - 25 november 2010) en een brief van 21 oktober 2011 met bijlagen van mr. Goes.

Ter zitting van 7 november 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man, bijgestaan door mr. M.V. Scheffer, kantoorgenoot van mr. Goes, en de vrouw, bijgestaan door mr. Van den Eshof. Door mr. Van den Eshof zijn pleitnotities overgelegd.

De beoordeling

  1. Uit het huwelijk van partijen zijn geboren [kind 1] [in 1991] en [kind 2] [in 1994].

  2. Partijen zijn uit elkaar gegaan. Vervolgens zijn partijen in maart 2006 een echtscheidingsconvenant overeengekomen. Dat convenant houdt onder meer in dat zij voor het faillissement van de man afgesproken hebben dat de man een partneralimentatie van € 2.000,- per maand aan de vrouw zal betalen en een kinderalimentatie van € 750,- per kind per maand zal betalen, dat de man dat niet kan nakomen zolang hij in staat van faillissement is, dat partijen geen afspraken maken over de alimentatie omdat zij er geen zicht op hebben hoe lang die situatie zich voordoet en dat partijen nadere afspraken zullen maken zodra er meer duidelijkheid is omtrent de financiële situatie van de man.

    Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van [2006] is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die beschikking is op 2 januari 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

  3. De ingangsdatum van de partneralimentatie van 14 april 2010 is niet in geschil. Het hof zal daarom van deze datum uitgaan.

    De geschilpunten

  4. De geschilpunten tussen partijen betreffen:

    - de samenleving van de vrouw in de zin van art. 1:160 BW;

    - de behoefte en behoeftigheid van de vrouw;

    - de draagkracht van de man.

    De samenleving van de vrouw in de zin van art. 1:160 BW

  5. Ingevolge artikel 1:160 BW eindigt een verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren.

  6. De man is van mening dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat de vrouw heeft samengeleefd met een ander als waren zij gehuwd en dat daarmee zijn onderhoudsverplichting is geëindigd. De vrouw heeft het standpunt van de man bestreden.

  7. Voor de vaststelling dat een gescheiden echtgenoot samenleeft met een ander als waren zij gehuwd dan wel als hadden zij hun partnerschap laten registreren, zoals bedoeld in artikel 1:160 BW, is vereist dat tussen de partners een affectieve relatie bestaat van duurzame aard die meebrengt dat zij met elkaar samenwonen, dat zij elkaar wederzijds verzorgen en dat zij tevens een gemeenschappelijke huishouding voeren. Van een wederzijdse verzorging en een gemeenschappelijke huishouding is onder meer sprake als de samenwonenden hetzij bijdragen in de kosten van de gezamenlijke huishouding, hetzij op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

  8. De man heeft gesteld dat de vrouw in Zuid-Afrika samenwoonde met [X] als waren zij gehuwd. Ze had een eigen woning, maar verbleef daar volgens de man feitelijk niet meer. Het aannemen van een samenleving als bedoeld in artikel 1:160 BW brengt verstrekkende gevolgen voor de vrouw met zich mee, zodat van de man gevergd mag worden dat hij zijn stellingen hieromtrent met voldoende overtuigende stukken onderbouwt. Het hof is van oordeel dat met de door de man ingebrachte verklaringen in onvoldoende mate aannemelijk is gemaakt dat is voldaan aan de hiervoor genoemde in het kader van artikel 1:160 BW te stellen eisen. Daartoe neemt het hof onder meer het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT