Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 30 de Noviembre de 2004

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Noviembre de 2004
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

30 november 2004

derde civiele kamer

rolnummer 2002/3

G E R E C H T S H O F T E A R N H E M

Arrest

in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

procureur: mr F.J. Boom,

tegen:

de naamloze vennootschap

Sterpolis Schadeverzekeringen N.V.,

gevestigd te Arnhem,

geÔntimeerde,

procureur: mr R.Ph. Elzas.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van de tussenvonnissen van 17 februari 2000, 2 november 2000 en 20 september 2001 die de rechtbank Zutphen tussen appellant (hierna: [appellant]) als eiser en geÔntimeerde (hierna: Sterpolis) als gedaagde heeft gewezen; van de vonnissen van 2 november 2000 en 20 september 2001 is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in hoger beroep

2.1 [appellant] heeft bij exploot van 7 december 2001 aan Sterpolis aangezegd van het tussenvonnis van 20 september 2001 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Sterpolis voor dit hof.

2.2 Bij memorie van grieven tevens akte tot wijziging van eis heeft [appellant] een drietal grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, vier producties in het geding gebracht en, na wijziging van eis, gevorderd dat het hof het bestreden tussenvonnis vernietigt en, opnieuw rechtdoende,

  1. Sterpolis veroordeelt te vergoeden de schade die [appellant] als gevolg van het ongeval d.d. 2 mei 1994 heeft opgelopen, waarvoor Sterpolis aansprakelijkheid heeft erkend, bestaande uit

    - verlies van verdienvermogen € 425.029,00

    - materiÎle schade € 47.024,00

    - smartengeld € 158.823,07

    totaal € 630.876,07

    te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 1994 tot aan de dag der algehele voldoening en onder aftrek van de reeds door Sterpolis betaalde voorschotten ad € 231.427,91;

  2. voor recht verklaart dat [appellant] de mogelijkheid heeft de schade voortvloeiende uit het eventueel afschaffen - van overheidswege - van het [appellant] toekomende Persoons Gebonden Budget (PGB) te verhalen op Sterpolis;

  3. voor recht verklaart dat de noodzakelijke toekomstige verzorgingskosten welke boven het PGB uitstijgen door Sterpolis vergoed moeten worden;

  4. verklaart dat [appellant] zich het recht mag voorbehouden om bij afschaffing en/of verandering van de hem toekomende WAZ-uitkering zijn eventuele alsdan ontstane schade na berekening te verhalen op Sterpolis;

  5. Sterpolis verplicht tot afgifte van een belastinggarantie waarin [appellant] volledige compensatie wordt aangeboden indien de Inspecteur der Rijksbelastingen de uit te keren schadevergoeding aanslaat voor inkomstenbelasting en/of premies volksver-zekeringen;

    met veroordeling van Sterpolis in de kosten van het geding in hoger beroep.

    2.3 Bij memorie van antwoord heeft Sterpolis de grieven bestreden, een productie in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof - zakelijk weergegeven - het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

    2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.

    3 De vaststaande feiten

    De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 van haar vonnis van 2 november 2000 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen als zodanig geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.

    4 De motivering van de beslissing in hoger beroep

    4.1 Het hoger beroep betreft een tussenvonnis gewezen op 21 september 2001. Op grond van het bepaalde in het te dezen toepasselijke art. 337 lid 2 Rv (oud) kan, nu de rechtbank niet heeft verklaard dat het hoger beroep van dat vonnis niet dan tegelijk met dat van het eindvonnis kan worden ingesteld, van dat vonnis tussentijds hoger beroep worden ingesteld. [appellant] is derhalve ontvankelijk in zijn hoger beroep van het tussenvonnis.

    4.2 Sterpolis heeft in haar memorie van antwoord sub 2 verklaard bezwaar te maken tegen de vermeerdering van eis. Blijkens het gestelde sub 3 tot en met 9 van die memorie heeft Sterpolis echter uitsluitend inhoudelijke bezwaren tegen de vermeerdering van eis en stelt zij niet dat en op welke gronden de vermeerdering van eis in strijd is met de eisen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT