Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 6 de Marzo de 2002

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 6 de Marzo de 2002
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 6 maart 2002

Rolnummer 0100254

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

eerste kamer voor burgerlijke zaken, heeft het volgende arrest gewezen inzake:

  1. [appellant 1],

  2. [appellant 2],

    en hun minderjarige kinderen,

    allen wonende te [woonplaats],

    toevoegingsnummer:

    (eigen bijdrage nihil),

    appellanten,

    in eerste aanleg: gedaagden,

    hierna te noemen: [appellanten],

    procureur: mr A.H. Lanting,

    tegen

    het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers,

    gevestigd te Rijswijk,

    geÔntimeerde,

    in eerste aanleg: eiser,

    hierna te noemen: het Coa,

    procureur: mr V.M.J. Both.

    Het geding in eerste instantie

    In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 26 juli 2001 door de president van de arrondissementsrechtbank te Groningen.

    Het geding in hoger beroep

    Bij exploit van 8 augustus 2001 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van het Coa tegen de zitting van 5 september 2001.

    De conclusie van de memorie van grieven luidt:

    het vonnis gewezen door de President van de Arrondissmentsrechtbank te Groningen te vernietigen en de vordering van appellanten in eerste aanleg toe te wijzen, met veroordeling van geÔntimeerde in de kosten van beide instanties.

    Bij memorie van antwoord is door het Coa verweer gevoerd met als conclusie:

    "het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd, eventueel met verbetering van de gronden, met veroordeling van appellanten in de kosten van het hoger beroep en met verklaring dat die kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn."

    Tenslotte heeft het Coa de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

    De grieven

    Door [appellanten] is de volgende grief opgeworpen:

    Grief I: "Ten onrechte overweegt de President dat het recht van opvang van appellanten naar aanleiding van hun eerste asielaanvraag krachtens artikel 8 lid 1 RVA 97 door ommekomst van de finale vertrektermijn op 7 juni 2001 van rechtswege is beÎindigd en afzonderlijk door geÔntimeerde geen beslissing nodig is."

    De beoordeling

  3. Tegen de vaststaande feiten als weergegeven onder overweging 1 (1.1 t/m 1.7) van het beroepen vonnis is geen grief opgeworpen, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.

  4. Blijkens de daarop gegeven toelichting ligt aan de grief de opvatting ten grondslag dat de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieÎn vreemdelingen 1997 (verder te noemen Rva 1997) onverbindend is omdat deze onbevoegdelijk zou zijn vastgesteld, zodat het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT