Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Arnhem, 11 de Junio de 2002

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak11 de Junio de 2002
Uitgevende instantie:Arnhem

Rechtbank 's-Gravenhage

Nevenzittingsplaats Arnhem

Vreemdelingenkamer

Registratienummer: AWB 99/9730

Datum uitspraak: 11 juni 2002

Uitspraak

ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in de zaak van

A,

geboren op [...] 1968,

en

B,

geboren op [...]1969,

van Afghaanse nationaliteit,

eisers,

gemachtigde mr. P.J. de Bruin,

tegen

DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

(Immigratie en Naturalisatiedienst),

verweerder,

gemachtigde mr. G.M.H. Hoogvliet.

Het procesverloop

Op 28 november 1997 hebben eisers aanvragen om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf gedaan. Bij besluiten van 15 juni 1998 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd. Wel is aan eisers een voorwaardelijke vergunning tot verblijf verleend met ingang van 28 november 1997.

Eisers hebben daartegen bij bezwaarschrift van 22 juli 1998 bezwaar gemaakt. Op 30 maart 1999 zijn eisers gehoord door een ambtelijke commissie. Bij besluiten van 16 september 1999 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Bij beroepschrift van 15 oktober 1999 hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze besluiten.

Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 november 2001. De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft op 30 november 2001 het onderzoek heropend en het beroep ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar de meervoudige kamer.

Openbare behandeling van het beroep door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden ter zitting van 10 april 2002. Eisers zijn daarbij niet verschenen, maar vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

De vaststaande feiten

  1. Nadat eisers gedurende drie achtereenvolgende jaren in Nederland hun hoofdverblijf hebben gehad op grond van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf, is hun op grond van artikel 13a van de Vreemdelingenwet zoals die gold tot 1 april 2001 (hierna: de Vw), een vergunning tot verblijf zonder beperkingen verleend, geldig tot 28 november 2001. Vervolgens zijn eisers in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000).

    De omvang van het geschil

  2. Na de verlening van een vergunning tot verblijf zonder beperkingen is het geschil beperkt tot de vraag of eisers vluchteling zijn in de zin van het Vluchtelingenverdrag en als zodanig toegelaten hadden moeten zijn op grond van artikel 15 van de Vw.

    De ontvankelijkheid van het beroep

  3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers in deze procedure geen rechtens te honoreren belang meer hebben bij een rechterlijke uitspraak. Verweerder voert daartoe aan dat aan eisers met ingang van 28 november 2000 op grond van artikel 13a van de Vw een vergunning tot verblijf zonder beperkingen is verleend. Op de datum van inwerkingtreding van de Vw 2000 wordt deze vergunning ingevolge artikel 115, vierde lid, van de Vw 2000 van rechtswege aangemerkt als een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Eisers...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT