Kort geding van Council of State (Netherlands), 19 de Marzo de 2003

Datum uitspraak19 de Marzo de 2003
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200105267/1

Datum uitspraak: 19 maart 2003

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

  2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],

  3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],

  4. [appellante sub 4], gevestigd respectievelijk wonend te [plaats],

  5. de Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (hierna: de GLTO), gevestigd te Deventer,

  6. de stichting "Stichting Gelderse Milieufederatie" e.a. (hierna: de Gelderse Milieufederatie e.a.), gevestigd te Arnhem,

  7. het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,

  8. [appellant sub 8], wonend te [woonplaats],

    en

    het college van gedeputeerde staten van Gelderland,

    verweerder.

  9. Procesverloop

    Bij besluit van 25 januari 2001 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 januari 2001, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave".

    Verweerder heeft bij zijn besluit van 4 september 2001,

    no. RE2001.11842, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

    Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.

    Bij brief van 15 januari 2002 heeft verweerder medegedeeld dat de beroepschriften hem geen aanleiding geven een verweerschrift in te dienen.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 25 juli 2002 (hierna: het deskundigenbericht). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2002, waar appellanten zijn verschenen. Verweerder en de gemeenteraad hebben zich doen vertegenwoordigen.

    Voorts is als partij [naam rechtspersoon] verschenen.

  10. Overwegingen

    Doel van het plan

    2.1. Het plan heeft betrekking op het deel van het Apeldoornse buitengebied dat in de zogenoemde Agrarische Enclave binnen het Centraal Veluws Natuurgebied (hierna: het CVN) ligt. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het plan gedeeltelijk goedgekeurd.

    Toetsingskader

    2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

    Het beroep van de Gelderse Milieufederatie e.a.

    2.3. De Gelderse Milieufederatie e.a. hebben bezwaren tegen de goedkeuring van artikel 5, twaalfde lid, artikel 6, twaalfde lid, en artikel 7, elfde lid, van de planvoorschriften die betrekking hebben op de wijzigingsbevoegdheden voor verschuiving en vergroting van bouwpercelen in plandelen met de bestemmingen "Agrarisch gebied", "Agrarisch gebied met landschapswaarden" en "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden". Voorts hebben zij bezwaren tegen de goedkeuring van artikel 5, dertiende lid, artikel 6, dertiende lid, en artikel 7, twaalfde lid, van de planvoorschriften die betrekking hebben op de wijzigingsbevoegdheden voor nieuwe bouwpercelen in deze plandelen.

    Appellanten voeren hierbij aan dat de bestaande natuurwaarden ter plaatse onvoldoende zijn genventariseerd. Verder vrezen zij dat de ammoniakdepositie van niet-grondgebonden bedrijven zal toenemen. In dit verband noemen zij het streekplan Gelderland (hierna: het streekplan), de Vogelrichtlijn (richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979) en de Habitatrichtlijn (richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992).

    De bezwaren van appellanten tegen de goedkeuring van de wijzigingsbevoegdheid voor verschuiving en vergroting van bouwpercelen in plandelen met de bestemmingen "Agrarisch gebied met landschapswaarden" en "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden" hebben verder betrekking op de vrees van appellanten voor verdere verstening en mindere mogelijkheden voor natuurontwikkeling binnen de zone "gebied met wijzigingsbevoegdheid voor natuurontwikkeling". Dit is volgens appellanten in strijd met het Structuurschema Groene Ruimte (hierna: het SGR), het Begrenzingenplan Veluwe (hierna: het begrenzingenplan) en het streekplan.

    Zij verzetten zich verder tegen de grootte van de in het plan opgenomen agrarische bouwpercelen. Appellanten voeren aan dat deze te ruim zijn bemeten mede gelet op de ligging op de Veluwe en de omstandigheid dat de bouwpercelen overwegend toebehoren aan agrarirs uit de niet-grondgebonden kalvermesterijsector.

    2.3.1. De gemeenteraad heeft onder meer overwogen dat in het plan is getracht tot een evenwichtige afweging van belangen te komen van de in het plangebied aanwezige natuur- en landschapswaarden enerzijds, en die van agrarische bedrijven en werkgelegenheid anderzijds. De gemeenteraad heeft bij het toekennen van de bestemmingen "Agrarisch gebied", "Agrarisch gebied met landschapswaarden" en "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden" rekening gehouden met het agrarische gebruik van deze gronden en tevens de nadruk gelegd op de bescherming van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden, waarbij schadelijke werken en werkzaamheden aan een aanlegvergunningstelsel zijn gebonden. Teneinde specifieke landschaps- en natuurlijke kwaliteiten van agrarische gebieden tot uitdrukking te laten komen heeft de gemeenteraad binnen de bestemmingen nadere aanduidingen opgenomen, waaronder de aanduiding "faunistische waarden". Op de bestemmingenkaart heeft de gemeenteraad voorts een natuurrandzone aangegeven met de bedoeling verstoring en/of verslechtering van de natuurwaarden in aangrenzende gebieden te voorkomen. Tevens heeft de gemeenteraad aan delen van het plangebied onder meer de bestemmingen "Natuurgebied", "Bos met natuur- en landschapswaarden" en "Bos met meervoudige doelstellingen" toegekend. Tenslotte heeft de gemeenteraad op de ontwikkelingskaart bij het plan gebieden aangegeven waarbinnen een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van natuurontwikkeling van toepassing is.

    Verder stelt de gemeenteraad zich op het standpunt dat de uitbreidingsmogelijkheden voor bouwpercelen met voldoende waarborgen zijn omkleed nu hiervoor gebruik moet worden gemaakt van wijzigingsbevoegdheden waaraan voorwaarden zijn verbonden. Tevens is voor de uitbreiding van bebouwing van niet-grondgebonden bedrijven die binnen de op de bestemmingenkaart aangegeven natuurrandzones liggen een extra beperking in het plan opgenomen waardoor een volwaardige afweging van belangen kan worden verzekerd.

    2.3.2. Verweerder heeft onder meer overwogen dat de gebieden in het plangebied die onder de Vogelrichtlijn vallen, adequaat zijn bestemd in het bestemmingsplan. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat de in het plan opgenomen bouwmogelijkheden voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven beperkt zijn. Hij stelt zich verder op het standpunt dat de hierop van toepassing zijnde wijzigingsbevoegdheden voorzien zijn van toetsingscriteria die mede betrekking hebben op de bescherming van natuur en landschap. Verweerder heeft wel goedkeuring onthouden aan een aantal vrijstellingsbevoegdheden die ontwikkelingen, zoals nieuwbouw en vergroting van bedrijfsbebouwing binnen de natuurrandzone, het plaatsen van silo's en mestopslagen buiten het bouwperceel, mogelijk maken.

    Voorts acht verweerder het plan op deze punten en ook wat betreft de omvang van de agrarische bouwpercelen niet in strijd met het rijks- of provinciale beleid.

    2.3.3. In artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn is bepaald dat de Lid-Staten passende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voorzover die factoren, gelet op de doelstellingen van de richtlijn, een significant effect zouden kunnen hebben.

    In artikel 6, derde lid is, voorzover thans van belang, bepaald dat voor plannen of projecten die significante gevolgen kunnen hebben voor een speciale beschermingszone een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. De bevoegde instanties mogen slechts toestemming voor het plan of project geven, nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van dat gebied niet zal aantasten.

    In artikel 6, vierde lid is, voorzover thans van belang, bepaald dat indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, de Lid-Staat alle nodige compenserende maatregelen neemt om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

    2.3.4. In het streekplan hebben de gronden van het plangebied de aanduiding "landelijk gebied B" gekregen. Als essentile beleidsuitspraak is dienaangaande in het streekplan het volgende opgenomen. "Voor deze gebieden is de natuur de belangrijkste functie. Ontwikkelingen van andere functies mogen de beoogde natuurdoelstellingen niet frustreren. De landbouw vervult in landelijk gebied B een blijvende rol en kan zich in economisch opzicht duurzaam ontwikkelen voorzover de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT